25342 |
slachten |
slachten:
šlaxtǝ (L426p Buchten)
|
Doden van vee met de bedoeling het als voedsel te gebruiken. Wat het woordtype "dooddoen" betreft, merken verschillende informanten (in K 353, P 50, P 177, P 179, P 180, P 185) op, dat het verouderd is. [JG 1a + 1b + 2c: R 14, 231 add.; S 33; monogr.]
II-1
|
17871 |
slag |
slag:
sjlaag (L426p Buchten),
sjläg (L426p Buchten)
|
slag, klap, stomp [SGV (1914)] || slagen (mv) [SGV (1914)]
III-1-2
|
25387 |
slagader inkorten |
aders opensnijden:
ǭrǝ ōpǝ.šniǝ (L426p Buchten)
|
Als de keel van het rund is doorgesneden, kan een deel van het uitstromende bloed stollen. Door een stukje van de slagader af te snijden verwijdert men de prop stolsel die verder uitstromen van het bloed belemmert. [N 28, 37; Veldeke 10. 581: monogr.]
II-1
|
34593 |
slagschei |
slagschei:
šlāxšęi̯ (L426p Buchten)
|
De verbindingsschei(en) waarop de neergeslagen bak van de slagkar rust. [N 17, 19; N G, 56d]
I-13
|
24375 |
slak |
slak:
sjlek (L426p Buchten, ...
L426p Buchten,
L426p Buchten)
|
slak [DC 17 (1949)], [SGV (1914)] || slak, alg. [SGV (1914)]
III-4-2
|
24377 |
slakkenhuis |
slakkenhuisje:
sjlekkenhuuske (L426p Buchten),
sjlekkennuuske (L426p Buchten)
|
slakkenhuis [DC 17 (1949)] || slakkenhuisje [SGV (1914)]
III-4-2
|
20647 |
slappe koffie |
larie:
Syst. WBD
laarie (L426p Buchten)
|
Slappe koffie (lierie, loerie, zwadder, zwoelie, poelie, poelespaat, poelieprats, laarie, paalie, pèùjt, merriezèèjk?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
30630 |
slecht besleten kwast |
slechte kwast:
šlɛxtǝ kwas (L426p Buchten)
|
Zie de toelichting bij het lemma 'Goed besleten kwast'. [N 67, 31b]
II-9
|
28294 |
slecht lopende wagen |
slechte wagen:
slechte wagen (L426p Buchten
[(Maurits)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
[N 95, 675]
II-5
|
30704 |
slecht schilderen |
kladderen:
kladǝrǝ (L426p Buchten)
|
Zie ook het lemma 'Kladschilder'. [N 67, 65]
II-9
|