e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Buchten

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
snoepje slok: schlōk (Buchten) snoepje; Hoe noemt U: Een stukje snoepgoed (babbeltje, snoepje) [N 80 (1980)] III-2-3
snoer smikketouw: šmekǝtǫu̯ (Buchten) Bewegend deel van de zweep dat aan de steel bevestigd is. Een aantal informanten verdeelt het snoer nog in een onderste gedeelte dat aan de stok bevestigd is, en een dunner (gevlochten) gedeelte, waaraan de kletsoor bevestigd is. De benamingen die met zekerheid refereren aan dat dunnere gedeelte, worden apart vermeld. [N 13, 95b; S 47; R 14, 20; monogr.] I-10
snor snor: sjnor (Buchten), šnòr (Buchten) snor (knevel) [DC 01 (1931)] || snorbaard [SGV (1914)] III-1-1
snot snot: šnot (Buchten) Coryza avium contagiosa of snot is een verkoudheid, gepaard gaande met neusvloeiing. De kippen hebben zwarte natte neuzen, ze niezen en de ademhaling kan bemoeilijkt zijn. De ogen zijn vochtig; de leg is teruggelopen en de eetlust is verminderd. Snot als alleenstaande ziekte is niet zo ernstig, meestal gaat snot gepaard met andere ademhalingsziekten. [N 19, 64; monogr.] I-12
snotneus snotterbel: snooterbel (Buchten), snotterkuiken: snooterkuke (Buchten) snotneus [snooterbel, sjoetsnaas] [N 06 (1960)] III-1-4
snottebel snotterbel: snoterbel (Buchten) neus: snottebel [snotkeekel, snotkikkel, snotkiekje, snotneus, snottebrel] [N 10 (1961)] III-1-2
snuifje snuif: schnōēf (Buchten), snuifje: schnuufke (Buchten) snuifje; Hoe noemt U: Kleine hoeveelheid tabak die men in een keer opsnuift (snuifje, snuit, kees, prise) [N 80 (1980)] III-2-3
snuit snoet: sjnoete (Buchten), snuit: sjnoete (Buchten), snōēt (Buchten), snuits: šnuts (Buchten) [N 19, 25; N 76, 11; L 7, 8; JG 1a]neus: spotbenamingen [snoet, snotkoker, fok, fokker, kokker, domphoren, gevel, foemp] [N 10 (1961)] || Snuit [SGV (1914)] I-12, III-1-1, III-4-2
snurken snurken: snorke (Buchten) snurken [snorke, ronke] [N 10 (1961)] III-1-2
soep sop: sop (Buchten), Syst. WBD  sop (Buchten) soep [SGV (1914)] || Soep, heel in het algemeen [N 16 (1962)] III-2-3