25111 |
bliksem, bliksemflits |
bliksem:
bliksem (L426p Buchten),
bliksemstraal:
bliksemsjtraol (L426p Buchten)
|
bliksem, elektrische vonk die bij onweer van de ene wolk naar de andere of naar de aarde overspringt [bledderum, vuurlicht, weerlicht] [N 81 (1980)] || bliksemschicht, bliksemstraal [weerlicht, blidderum] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
19371 |
bliksemafleider |
bliksemafleider:
bliksemaafleier (L426p Buchten)
|
Inrichting om de bliksem af te leiden en onschadelijk te maken; gewoonlijk een van het dak tot in de grond lopende metalen staaf (bliksemafleider, donderroede, donderkruit, donderspil) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
25113 |
bliksemen |
bliksemen:
et bliksemt (L426p Buchten),
⁄t bliksemt (L426p Buchten)
|
bliksemen met een felle straal [t vuurlicht] [N 22 (1963)] || het bliksemt [SGV (1914)]
III-4-4
|
17683 |
bloed |
bloed:
blood (L426p Buchten, ...
L426p Buchten)
|
bloed [N 10 (1961)], [SGV (1914)]
III-1-1
|
25384 |
bloed roeren |
bloed roeren:
blōt rø̄rǝ (L426p Buchten)
|
Als het dier gestoken is, vangt men soms het bloed op om dit later in de bloedworst te verwerken. Om te voorkomen dat het bloed stolt, roert men er met de hand wat stro, een houtje of iets dergelijks doorheen. [N 28, 17; monogr.]
II-1
|
18057 |
bloeden |
bloeden:
bleu (L426p Buchten)
|
bloeden [SGV (1914)]
III-1-2
|
22057 |
bloedluis |
bloedmijt:
ps. letterlijk overgenomen, zoals invuller het genoteerd heeft!
blootmiet (rood) (L426p Buchten)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: rode vogelmijt of bloedluis: 1 mm - zuigt s nachts bloed - bij warm weer een echte plaag. [N 93 (1983)]
III-3-2
|
20693 |
bloedworst |
bloedworst:
bloodwoos (L426p Buchten, ...
L426p Buchten),
Syst. WBD
bloodwoas (L426p Buchten)
|
bloedworst [N 06 (1960)] || Bloedworst (bulling?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
24305 |
bloedzuiger |
bloedzuiker:
bloodsūūker (L426p Buchten)
|
bloedzuiger [SGV (1914)]
III-4-2
|
20718 |
bloem |
bloem:
bloom (L426p Buchten),
blōm (L426p Buchten),
Syst. WBD
bloom (L426p Buchten)
|
bloem [SGV (1914)] || Bloem bestaat uit het inwendige van de korrel, de meelkern, en is wit tot grauw van kleur. In verband met het onderscheid tussen ''meel'' en ''bloem'' (zie de toelichting bij het lemma ''gemalen en gezuiverd graan'') zijn de opgaven die op het begrip "meel" duiden zoals roggemeel, tarwe, tarwemeel uit dit lemma overgebracht naar het lemma ''gemalen en gezuiverd graan''. Ten aanzien van het woordtype "patent" zij opgemerkt dat de patentbloem komt uit het hart van de meelkern wiens kleur mooi wit is (Schoep blz. 12). De graad van fijnheid wordt aangegeven door "0" (zero). Hoe meer zero''s, hoe fijner de bloem. [N 29, 15c; N 29, 14b; N 29, 14a; N 16, 80; N 29, 16] || Bloem van het meel (bloem, dons, blom, blons?) [N 16 (1962)]
II-1, III-2-3
|