| 34055 |
springstier |
fokstier:
fǫkštīr (L426p Buchten)
|
[JG 1a, 1b; add. uit N 3A, 15]
I-11
|
| 27839 |
springstof |
munitie:
munitie (L426p Buchten
[(Maurits)]
[Winterslag, Waterschei])
|
Ontplofbare stof die wordt gebruikt voor het schieten. De springstoffen worden verdeeld in drie klassen: dynamiet, brisante springstoffen en S.G.P. springstoffen (Defoin pag. 138). Zie ook de semantische toelichting bij het lemma Veiligheidsspringstof. Wat betreft het woordtype "poeder", deze term was oorspronkelijk van toepassing op springstof die niet in patronen verpakt werd. Deze wordt nu haast niet meer gebruikt maar de benaming is blijven bestaan voor springstof in het algemeen. [N 95, 419; N 95, 420; monogr.; Vwo 609]
II-5
|
| 24963 |
springvloed |
springvloed:
springvloed (L426p Buchten)
|
springvloed, hoge waterstand die ontstaat als zon- en maanvloed samenwerken [giertij, springtij, gierstroom] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
| 24382 |
sprinkhaan |
sprinkhaan:
sjprinkhaan (L426p Buchten, ...
L426p Buchten)
|
sprinkhaan [DC 07 (1939)], [SGV (1914)]
III-4-2
|
| 17591 |
sproeten |
sproetelen:
sjprootele (L426p Buchten),
sproeten:
sprote (L426p Buchten)
|
sproet(en) [SGV (1914)] || sproet, sproeten [sproewtels] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
| 21007 |
spruiten |
spruiten:
sproete (L426p Buchten)
|
spruitkool, spruiten als gerecht [N Q (1966)]
III-2-3
|
| 33637 |
spruitkool, spruitje |
spruiten:
sjproete (L426p Buchten),
sproete (L426p Buchten)
|
[N Q (1966)]spruiten [SGV (1914)]
I-7
|
| 17910 |
spuiten |
spruisen:
sjpruise (L426p Buchten),
spuiten:
spuite (L426p Buchten)
|
spuiten [SGV (1914)] || spuiten, met kracht door een nauwe opening naar buiten geperst worden, gezegd van water [spruiten, spritsen, sprietelen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
| 19428 |
spuwbakje, kwispedoor |
spijbakje:
spiebekske (L426p Buchten)
|
Spuwpotje of -bakje (spuwbakje, tufbak, speekbak, kwispedoor, kwispeldoer) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
| 30679 |
staalborstel |
staalborstel:
štǭlbø̄stǝl (L426p Buchten)
|
Borstel van staaldraad die onder meer wordt gebruikt bij het roestvrij maken van ijzer. [N 67, 57]
II-9
|