17819 |
staan |
staan:
sjtaon (L426p Buchten),
sjtoan (L426p Buchten)
|
staan [DC 02 (1932)], [SGV (1914)]
III-1-2
|
20125 |
staart |
staart:
sjtart (L426p Buchten),
start (L426p Buchten, ...
L426p Buchten),
štart (L426p Buchten)
|
[A 2, 37; L 29, 27; S 35; monogr.]staart [DC 02 (1932)], [SGV (1914)]
I-11, III-4-2
|
34087 |
staartkwast |
kwast:
kwas (L426p Buchten)
|
Kwastig uiteinde van de staart. [N 3A, 114]
I-11
|
27523 |
staatstoezicht |
staatstoezicht:
štātstuzex (L426p Buchten
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Overheidsinstelling die de controle over de steenkoolmijnen uitoefent. [N 95, 166]
II-5
|
21272 |
stad |
stad:
sjtad (L426p Buchten)
|
stad [SGV (1914)]
III-3-1
|
28377 |
stal |
stal:
šta.l (L426p Buchten)
|
Een ruimte in het algemeen, die onderdak biedt aan vee. De benamingen kunnen zowel het gebouw, als de ruimte daarbinnen betreffen. Meestal wordt kortheidshalve van "de stal" gesproken, als men het veeverblijf en met name de koestal bedoelt. [JG 1a en 1b; Wi 11; S 50; L A1, 4; RND 97; monogr.; add. uit N 5A, passim]
I-6
|
33928 |
stalband |
stalband:
štalbanjtj (L426p Buchten)
|
Leren band om de hals van het paard, waaraan de lijn of teugel wordt vastgemaakt om het op stal vast te binden. Vergelijk ook lemma Halster. [JG 1a; N 8, 91; N 13, 18b]
I-10
|
19548 |
stallantaarn |
stallucht:
stalluch (L426p Buchten, ...
L426p Buchten)
|
lamp/ luchter; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
33345 |
stalpoort, staldeur |
koestaldeur:
[koestal]dø̄r (L426p Buchten)
|
In dit lemma worden de algemene benamingen verzameld voor de deur van een stal of koestal, zowel die voor de dubbele deur of poort als ook die van de enkele deur die alleen voor personen wordt gebruikt. Aan de hand van de vaak transparante samenstellingen is doorgaans wel uit te maken op welk type poort of deur de benaming betrekking heeft, waar deze zich bevindt of welk doel zij heeft. Vergelijk ook de lemmata "voorstaldeur" (2.2.11), "schuurpoort" (3.1.2) en "poort" (4.1.1). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2) en voor die van het woorddeel (koestal) het lemma "koestal" (2.2.1). [N 5A, 51b, 52a, 53c; N 4, 39; N 5,112a; A 10, 7a; monogr.; add. uit N 5A, 34b, 44b]
I-6
|
24728 |
stam van de knotwilg |
koepwijde:
koepwie (L426p Buchten)
|
de ± 2 m. hoge stam van de knotwilg [DC 13 (1945)]
III-4-3
|