33690 |
talud |
kleef:
klēf (L426p Buchten),
schoor:
šǭr (L426p Buchten)
|
De aflopende kant van een weg, dijk of sloot. Een aantal woordtypen duidt op een sloot of greppel naast de weg, terwijl gevraagd was naar de ø̄aflopende kant van een weg, dijk, of slootø̄. [N M, 27; N 11, 7a; N 11, 7b; monogr.]
I-8
|
30644 |
tamponeerborstel |
tamponeerborstel:
tɛmpǝnērbø̄stǝl (L426p Buchten)
|
Langwerpig rechthoekige borstel, meest van blank varkenshaar, met gebogen handvat of steel die wordt gebruikt om bij mat verfwerk de strepen van de verfkwast weg te nemen. Om dit te bereiken wordt met de borstel gelijkmatig op het vers geverfde werk gedopt. [N 67, 38; div.]
II-9
|
30739 |
tamponeren |
tamponeren:
tɛmponērǝ (L426p Buchten)
|
Bij mat verfwerk met een tamponeerborstel in de verf doppen.om de strepen van de verfkwast weg te nemen. Zie ook het lemma 'Tamponeerborstel'. [N 67, 80b]
II-9
|
30615 |
tamponneerverf |
tamponneerverf:
tɛmpǝnēr[verf] (L426p Buchten)
|
Verf die met een tamponneerkwast kloppend wordt aangebracht. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [N 67, 24]
II-9
|
17760 |
tand |
tand:
tandj (L426p Buchten),
tàndj (L426p Buchten)
|
tand [DC 01 (1931)], [SGV (1914)]
III-1-1
|
17761 |
tanden |
tanden (mv.):
tenj (L426p Buchten)
|
tanden [SGV (1914)]
III-1-1
|
32914 |
tanden van de hooihark |
tanden:
tɛnj (L426p Buchten)
|
De houten pennen die aan beide zijden uit de dwarsbalk van de hooihark steken; zie afbeelding 11, d. Alle opgaven zijn in het meervoud. [N 18, 92d]
I-3
|
18068 |
tandpijn |
tandpijn:
tandjpien (L426p Buchten)
|
kiespijn [DC 27 (1955)]
III-1-2
|
17622 |
tandvlees |
tandvlees:
tenjdvleis (L426p Buchten)
|
tandvlees [bibbletjes, bibbertjes] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25418 |
tang |
tang:
taŋ (L426p Buchten
[(Maurits)]
[Maurits])
|
[N 95, 758]
II-5
|