33986 |
vliegennet |
vliegennet:
vlēgǝnęt (L426p Buchten)
|
Fijnmazig net dat over een ingespannen paard wordt gehangen om het tegen vliegen te beschermen. [JG 1a, 1b, 2a, 2b; N 13, 82a]
I-10
|
19452 |
vliegenraam, hor |
hortje:
horretje (L426p Buchten),
vliegengaas:
vlegegaas (L426p Buchten)
|
Vlechtwerk van metaaldraad in een raam gevat dat voor een venster wordt gezet om het binnenvliegen van insekten te beletten (hor, horretje, zeef, draad) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
22375 |
vlieger |
windvogel:
wèndjvogel (L426p Buchten)
|
vlieger (speeltuig) [SGV (1914)]
III-3-2
|
24499 |
vlier |
heulenteul:
-
heuleteul (L426p Buchten)
|
vlierboom (sambucus nigra L.) [DC 13 (1945)]
III-4-3
|
19380 |
vliering |
zolder:
zölder (L426p Buchten)
|
Verdieping boven een zolder, onder de pannen, meestal gebruikt als opslagruimte (vliering, scheerzolder, bovenzolder, hanezolder) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
24980 |
vlijns, geelbruine aarde |
gele laag:
gaèl lôâg (L426p Buchten)
|
geelbruine aarde tussen bruine grond en leem in [vlijns, vlijst] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24392 |
vlinder |
roepepel:
roepepel (L426p Buchten, ...
L426p Buchten,
L426p Buchten)
|
vlinder [SGV (1914)], [ZND 18G (1935)] || vlinder, algemeen [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
18701 |
vlinderdasje |
nondejuke:
nondedjuuke (L426p Buchten)
|
vlinderstropdas [nondejuuke, striekske] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24396 |
vlo (enk.) |
vlo:
vlōōa (L426p Buchten)
|
vloo [SGV (1914)]
III-4-2
|
24395 |
vlo (mv., fon.) |
vleu:
vlöö (L426p Buchten)
|
vlooien [SGV (1914)]
III-4-2
|