e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Buchten

Overzicht

Gevonden: 3668
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
breuk breuk: breuk (Buchten) breuk [SGV (1914)] III-1-2
breuklijn breuklijn: brø̄kllīn (Buchten  [(Maurits)]   [Maurits]) De lijn waarlangs het dakgesteente moet afbreken, wanneer de ondersteuningen geroofd worden. [N 95, 579; monogr.] II-5
breukpijler breekpijler: brę̄kpęjlǝr (Buchten  [(Maurits)]   [Maurits]), breukpijler: brø̄kpęjlǝr (Buchten  [(Maurits)]   [Maurits]) Pijler waarvan het ontkoolde gedeelte wordt gevuld door het beheerst laten instorten van het dakgesteente. Dit wordt bereikt door in dit deel van de pijler de ondersteuningen weg te nemen (zie ook het lemma Roven). [N 95, 361; N 95, 578; monogr.; N 95, 545] II-5
breukstijl breukstijl: brø̄kštil (Buchten  [(Maurits)]   [Maurits]) Starre stijl die in breukpijlers wordt gebruikt om een breuklijn tot stand te brengen. De breukstijl is door de betere en snellere verplaatsbaarheid de vervanger van de bok. Zie ook het lemma Bok. G.H.H. in het woordtype "G.H.H.-stijl" (Q 121) is een afkorting voor Gutehoffnungshütte, de fabrikant van dit type stijl. [N 95, 584; N 95, 360; N 95, 566; monogr.] II-5
brevier brevier (<lat.): breveer (Buchten) brevier [SGV (1914)] III-3-3
brief brief: breef (Buchten) brief [SGV (1914)] III-3-1
brikettenfabriek brikettenfabriek: brikɛtǝfabrik (Buchten  [(Maurits)]   [Maurits]) De fabriek waar eierkolen en blokbriketten gemaakt werden. Op de Domaniale mijn werden alleen eierkolen gefabriceerd. Voordat er briketfabrieken waren, werden hoofdzakelijk stukkolen verkocht voor huisbrand, aldus de informant van Q 113. Deze stukkolen werden voor het stoken in kleine stukken geslagen, waardoor ook een vergruizing optrad. Het ontstane gruis werd gemengd met natte leem als bindmiddel. Hiervan werden dan klonten, klytǝ, gemaakt en na droging gestookt. [N 95, 16; monogr.; N 95A1, add.] II-5
bril koningsbred: kø̄neŋs˱brē̜t (Buchten) Verzwaard, dwars sluithout waardoor de vregelpaal gestoken werd. De vregelpaal is een boom die overlangs in de bak van de hoogkar ligt en die, samen met de vregelstok en het bindtouw, gebruikt wordt om het hooi vast te zetten (voor meer uitleg zie WLD I.3, onder de lemmata touw om het hooi vast te sjorren, vregelpaal en vregelstok). Zoals op de kaart duidelijk blijkt, is dit systeem vooral in gebruik in de streken met de meest vruchtbare grond, m.n. in het Maasland en in het zuidoosten van Haspengouw. [N 17, 14b; JG 1b; JG 2c] I-13
broeden broeden: breuje (Buchten, ... ) Hoe heet verder: broeden? [N 93 (1983)] || Hoe heet verder: eieren leggen? [N 93 (1983)] III-3-2
broeden, op eieren zitten broeden: brø̄i̯ǝ (Buchten) [N 19, 45; N 19, 44d; Vld.; S 5; L 1a-m; L 22, 22; JG 1a, 1b; monogr.] I-12