34504 |
broedende kip op eieren |
brok:
brok (L426p Buchten)
|
[N 19, 43a; JG 1a, 1b, 2c; L 14, 21; A 6, 1c; S 5; L B2, 320; monogr.]
I-12
|
20216 |
broeder |
broeder:
broor (L426p Buchten)
|
broeder [SGV (1914)]
III-3-3
|
23317 |
broederschap |
broederschap:
brodersjap (L426p Buchten)
|
broederschap [SGV (1914)]
III-3-3
|
21952 |
broedhokje |
broedhok:
breujhok (L426p Buchten)
|
Hoe heet verder: broedhokje, broedvak? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22040 |
broedschotel |
nestschotel:
nessjötel (L426p Buchten)
|
Hoe heet verder: aarden schotel dienend als nest? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
33614 |
broeibak |
broeibak:
breubak (L426p Buchten)
|
[SGV (1914)]
I-7
|
25388 |
broeien |
broeien:
brø̄jǝ (L426p Buchten)
|
Het varken met heet water begieten om de haren en de opperhuid te weken, opdat de haren gemakkelijk afgekrabd kunnen worden. [N 28, 19; monogr.]
II-1
|
30779 |
broeiglas |
serreglas:
sē̜rglās (L426p Buchten)
|
Groen gekleurd glas dat vroeger door tuinders voor broeibakken en kassen werd gebruikt. [N 67, 89h]
II-9
|
18744 |
broek |
boks:
boks (L426p Buchten),
kuilboks:
kulbōks (L426p Buchten
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Broek gemaakt van zeer stevige stof en voorzien van dubbele knieēn. Volgens een informant van Q 121 is de "kuilboks" een onderdeel van de "kuilmontuur". [N 95, 61; monogr.] || De horizontale riem van het achterhaam die om de billen van het paard loopt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 75; monogr.]
I-10, II-5
|
18197 |
broek: algemeen |
boks:
boks (L426p Buchten),
bóks (L426p Buchten, ...
L426p Buchten),
in vroeger tijd was de klepboks nog bekend
boks (L426p Buchten)
|
broek (kleedingstuk) [SGV (1914)] || broek in het algemeen [boks, sjmeek, brits] [N 23 (1964)] || broek met een split aan de voorkant [fluitjesbroek] [N 23 (1964)] || Hoe noemt men de broek (bovenkleeding)? Maakt men misschien onderscheid tusschen een klepbroek en een gewone broek? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|