20597 |
desemen |
desemen:
deiseme (L426p Buchten)
|
desemen; Hoe noemt U: Zuurdeeg in het beslag voor brood doen, desemen (zuren, mengen, desemen, het zuur zetten) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19167 |
deugniet |
deugeniet:
deugenech (L426p Buchten),
deugeneet (L426p Buchten)
|
deugniet [DC 11 (1942)], [SGV (1914)]
III-1-4
|
19684 |
deur |
deur:
dø̄r (L426p Buchten),
dø̜̄r (L426p Buchten)
|
[rnd 109; S 6; L 1 a-m; L 12, 5; L A2, 265; monogr.; Vld.; div.]
II-9
|
19372 |
deurknop, deurklink |
deurklink:
deurklìnk (L426p Buchten)
|
Knop of handgreep waarmee men een deur opent of sluit (klink, kruk, knop) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
30357 |
deurkruk, deurklink |
deurklink:
dø̄rkle.ŋk (L426p Buchten),
klink:
kle.ŋk (L426p Buchten)
|
Handvat met ijzeren pin dat door de deurstijl in het slot wordt gestoken en dient om de dagschoot van het slot terug te kunnen trekken. Zie ook het lemma 'Dagschoot'. In Q 95 werd het woord 'klink' zowel gebruikt voor de ring of kruk aan de buitenkant van een deur waarmee men het sluitijzer kon oplichten, als voor het sluitijzer aan de binnenkant van de deur. [N 54, 100; N 79, 8; monogr.; Vld.]
II-9
|
18035 |
diarree |
aan de/het schijt:
ān dǝ šīt (L426p Buchten)
|
Buikloop. Te dunne ontlasting, meestal veroorzaakt door een min of meer ernstige ontsteking van de darmen. Zie ook het lemma ''diarree'' in wbd I.3, blz. 472-474. [N 3A, 91, 99; A 48A, 52; monogr.]
I-11
|
27969 |
dichtgroeien |
toewassen:
tuwasǝ (L426p Buchten
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Gezegd van een mijngang die door de druk op het gesteente langzaam wordt toegedrukt. [N 95, 385; N 95, 386; monogr.]
II-5
|
21310 |
dief |
dief:
deef (L426p Buchten, ...
L426p Buchten)
|
dief [DC 11 (1942)], [SGV (1914)]
III-3-1
|
19807 |
dienblad |
dienblad:
dēnblāt (L426p Buchten),
schenkblad:
šeͅŋk˂blāt (L426p Buchten)
|
dienblad [DC 27 (1955)]
III-2-1
|
19080 |
dienst |
dienst:
deens (L426p Buchten)
|
dienst [SGV (1914)]
III-1-4
|