30204 |
gebint |
gebont(e):
gǝbǫntj (L426p Buchten)
|
Het geheel van spantbenen, gordingen, kepers etc. waarop de dakbedekking rust. Zie ook afb. 49 en 71. [S 9; N 54, 149a; N 54, 149b; N 54, 151; monogr.; Vld.]
II-9
|
17623 |
gebit |
gebit:
gaaf gebeet (L426p Buchten),
gebeet (L426p Buchten)
|
Een gaaf gebit, het gebit van de oude man is nog heelemaal gaaf. [DC 14 (1946)] || gebit [N 10a (1961)]
III-1-1
|
30717 |
gebladderd |
geblaard:
gǝblǭrt (L426p Buchten)
|
Gezegd van schilderwerk waarvan de verflagen blaren vertonen. [N 67, 69b; L 32, 78; monogr.]
II-9
|
18144 |
gebrekkig |
gebrekkelijk:
gebräkelik (L426p Buchten)
|
gebrekkig [SGV (1914)]
III-1-2
|
22436 |
gebruik |
gebruik:
gebroek (L426p Buchten)
|
gebruik [SGV (1914)]
III-3-2
|
19249 |
gedachtenis |
nagedachtenis:
nnoagedechtenis (L426p Buchten)
|
nagedachte [SGV (1914)]
III-1-4
|
28106 |
gedeeltelijk opvullen |
openlaten:
ǭpǝlǭtǝ (L426p Buchten
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Open ruimten in de opvulling laten. Dit werd volgens Lochtman (pag. 173) vroeger, toen er nog met de hand werd opgevuld, uit luiheid gedaan. Volgens een invuller uit Q 121 kon de term "pfuschen" ook worden gebruikt voor het verwerken van oud hout in de opvulling in plaats van stenen. Dit was ten strengste verboden omdat het mijnschade kon veroorzaken. Zie ook het lemma Een Stuk Mijngang Onopgevuld Laten, Wld II.4, pag. 82. [N 95, 553; N 95, 554; monogr.; div.]
II-5
|
17546 |
gedrongen postuur |
gedrongen postuur:
héé héét ein gedronge postuur (L426p Buchten)
|
gedrongen, een gedrongen postuur hebben [N 10 (1961)]
III-1-1
|
18916 |
gedwee |
gedwee:
gedwee (L426p Buchten)
|
gedwee [SGV (1914)]
III-1-4
|
29054 |
geer |
geer:
gē̜r (L426p Buchten)
|
Een naar boven spits uitlopende lap of strook waarmee men een kledingstuk van onderen verwijdt. [N 62, 11a; L 1a-m; L 23, 71; Gi 1.IV, 17; S 10; monogr.]
II-7
|