e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Buggenum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stronk, boomstronk stronk: stroŋk (Buggenum) Wat blijft staan, de stomp met wortels, als een boom omgehakt is. [N 27, 8a; R 3, 2; Wi 11; L 7, 59; L B2, 343; Vld.; monogr.] I-8
strooien strooien: štrø̜i̯ǝ (Buggenum) Hooi of stro onder het vee spreiden. [S 36; L 7, 61b; R(s] I-11
strooien dak strooien dak: štrø̄jǝ dāk (Buggenum) Dak dat met stro gedekt is. Zie ook de lemmata 'Gedreven dak' en 'Gespreid dak'. [S 36; monogr.; Vld.] II-9
strooisel strooisel: strø̜i̯sǝl (Buggenum) Dat wat in de stal onder het vee wordt gestrooid. Dat kan vers stro zijn maar ook gehakt stro of afval na het wannen van gedorst graan. Verder gebruikte men bladeren uit hagen, eiken- en beukenbos en loof van struiken eveneens als strooisel. [N 6, 10; L 7, 61b; JG 1a, 1b, 2b-1 add.; N 18, 41 add.; monogr.] I-11
stroop kruidje: krytjǝ (Buggenum) Dikke, kleverige, zoete vloeistof, als broodbeleg gebruikt. In dit lemma zijn alle antwoorden opgenomen die zijn gegeven op de vragen S 36, L 7, 62 en N 57, 34a waarin in het algemeen werd gevraagd naar benamingen voor stroop. Daarnaast is monografisch materiaal dat betrekking had op stroop, verwerkt. Bovendien bevat dit lemma de antwoorden op vraag N 38, 2 "Hoe noemt u appelstroop?", omdat uit vergelijk van het materiaal voor diverse plaatsen bleek, dat er nauwelijks ver-schillen optraden in de benamingen voor stroop en appelstroop, waarschijnlijk ook omdat de meeste stroop uit appels geproduceerd wordt, Om een overbodige opsomming van identieke varianten te vermijden, is daar-om besloten de opgaven bij elkaar te plaatsen. [N 57, 34a; N 57A, 6; S 36; L 7, 62; N 38, 2; monogr.] II-2
strowis struuwis: štrø̄węs (Buggenum) Klein busseltje lang stro, met name gebruikt om er een stroband van te maken. [S 36; monogr.] I-4
struikelen struikelen: sjtrūkele (Buggenum) struikelen [SGV (1914)] III-1-2
stuiken schieten: sjeete (Buggenum), stuiken: Opm. de knikker(s) van zijn kameraad met een boogbeweging der hand van boven raken.  stŏĕke (Buggenum) benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)] || stuiken [knikkers ~ in een kuiltje] [SGV (1914)] III-3-2
stuiven van droog zand of stof stuiven: sjtūve (Buggenum) stuiven [SGV (1914)] III-4-4
stuiver stuiver: sjtūver (Buggenum) stuiver [SGV (1914)] III-3-1