20384 |
trouwen |
trouwen:
trouwe (L323p Buggenum)
|
huwelijk [SGV (1914)]
III-2-2
|
19772 |
tuin |
hof:
hoaf (L323p Buggenum)
|
hof [SGV (1914)]
III-2-1
|
19749 |
tuinhuisje |
zomerhuisje:
zomerhuuske (L323p Buggenum)
|
priëel [SGV (1914)]
III-2-1
|
20116 |
turfmolm |
molm:
mlom (L323p Buggenum),
molm (L323p Buggenum)
|
[SGV (1914)]Afval van turf, losse rommel, boomaarde. In dit lemma zijn de opgaven van de enquête S samengevoegd met de opgaven van de enquêtevraag I, 32. Men moet wel beseffen dat hierdoor verschillende soorten molm aangeduid kunnen worden. Maar in beide enquêtes werd duidelijk gevraagd naar de "turfmolm"; vandaar dat beide vragen hier verwerkt zijn. [I, 32; S 24]
I-7, II-4
|
33788 |
uier |
uier:
yi̯ǝr (L323p Buggenum)
|
De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.]
I-11
|
24260 |
uil |
uil:
ūūl (L323p Buggenum)
|
uil [SGV (1914)]
III-4-1
|
33716 |
uitgegraven dennenwortel |
knoer:
knuǝr (L323p Buggenum)
|
[R 3, 3; L B2, 344]
I-8
|
21386 |
uithoren |
de pierik uit de neus halen:
de peerik oet de naas hoale (L323p Buggenum),
uitvissen:
oetvèsse (L323p Buggenum)
|
uitvorschen [SGV (1914)]
III-3-1
|
21445 |
uitschelden |
schelden:
sjelje (L323p Buggenum)
|
schelden [SGV (1914)]
III-3-1
|
34349 |
uitslag vertonend |
brandig:
brɛnjex (L323p Buggenum)
|
Gezegd van een varken dat lijdt aan de vlekziekte. [N 19, 27b]
I-12
|