e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Buggenum

Overzicht

Gevonden: 1532
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bruidegom bruigom: brūūm (Buggenum), bruumsknecht"= getuige bij het huwelijk  bruum (Buggenum) bruidegom [DC 05 (1937)], [SGV (1914)] III-2-2
bruiloft bruiloft: broeloft (Buggenum) bruiloft [SGV (1914)] III-2-2
bui, regenbui bijs: ( ín glappe biesis: een flinke bui).  bīēs (Buggenum), regenbijs: rêgelbies (Buggenum) bui [SGV (1914)] || regenbui [SGV (1914)] III-4-4
buik buik: boek (Buggenum) buik (lijf) [DC 01 (1931)] III-1-1
buikpijn buikpijn: boekpien (Buggenum) ik heb pijn in mijn buik of de buik doet mij zeer [DC 01 (1931)] III-1-2
bundel, bussel pak: pak (Buggenum) bundel [SGV (1914)] III-4-4
bunder, maat van 10.000 m2 (hectare) bunder: boonder (Buggenum) bunder [SGV (1914)] III-4-4
bunzing fis: vies (Buggenum), vis (Buggenum) bunzing [Roukens 03 (1937)], [SGV (1914)] III-4-2
buskruit ploffer: [sic, RK]  ploffer (Buggenum) buskruit [SGV (1914)] III-3-1
bussel uitgedorst stro pak: pak (Buggenum) Wanneer het graan uit de aren is geslagen, worden de lege halmen bijeengebonden, vroeger met twee banden. Sinds de komst van de dorsmachines worden de halmen doorgaans dubbel geplooid en met één band in het midden gebonden, of tot pakken geperst. De grondbetekenis van schans is "takkebos, mutserd"; die van het du. Bürde "datgene wat gedragen wordt". Zie ook de toelichting van het lemma ''garve, gebonden schoof'' (4.6.4).' [N 14, 26; JG 1a, 1b, 2c; L 17, 16; L 22, 33b; L 48, 34.3a; Lu 2, 34.3a; R [s], 65; S 5; Wi 16 en 17; monogr.; add. uit R 3, 70 en R 14, 19 en uit het materiaal van lemma 4.6.4 waarbij is aangetekend dat het om gedorste garven gaat] I-4