| 25126 |
druilerig en koud weer |
nat (weer):
eine nate zomer (L323p Buggenum, ...
L323p Buggenum),
naat (L323p Buggenum),
nāāt (L323p Buggenum),
slap weer:
sjlap wêr (L323p Buggenum)
|
nat [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || natte [een ~ zomer] [SGV (1914)] || wak weer [SGV (1914)] || zomer [een natte ~ ] [SGV (1914)]
III-4-4
|
| 33525 |
druiventros |
druiventros:
droevetroes (L323p Buggenum)
|
druiventros [SGV (1914)]
I-7
|
| 19274 |
drukte, gedoe |
gedoens:
gedoons (L323p Buggenum)
|
gedoente [SGV (1914)]
III-1-4
|
| 22021 |
duif (alg.) |
duif:
dooͅeoͅf (L323p Buggenum)
|
Duif [SGV (1914)]
III-3-2
|
| 24139 |
duif, algemeen |
duif:
dōēf (L323p Buggenum)
|
Duif [SGV (1914)]
III-4-1
|
| 21312 |
duits |
duits:
Duits (L323p Buggenum)
|
Duitsch [SGV (1914)]
III-3-1
|
| 21965 |
duivenhok |
kooi:
kôôj (L323p Buggenum),
kōi̯ (L323p Buggenum)
|
(duiven)til [SGV (1914)] || Soms vindt men in de nok van de zolder een afgeschotte ruimte voor de duiven, die door een gat in de gevel of in het dak in en uit kunnen vliegen. Hier staan de benamingen voor het duivenhok, ongeacht de vorm van dat hok, bijeen. De termen slag en spijker in dit lemma hebben betrekking op de duivenkooi als geheel. Zie ook het lemma "duivenslag" (3.4.8). In kaart 51 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie afbeelding 17. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 10, 9k; L 8, 9a; L 38, 31; S 37; monogr. add. uit N 5A, 58c "til" en JG 2c; A 28, 14c "spijker]
I-6, III-3-2
|
| 24141 |
duivin, vrouwelijke duif |
wijfje:
wŭŭfke (L323p Buggenum)
|
wijfjesduif [SGV (1914)]
III-4-1
|
| 18006 |
duizelig |
duizelig:
duzelig (L323p Buggenum)
|
duizelig [SGV (1914)]
III-1-2
|
| 24811 |
duizendblad |
hazegerf:
hazegerf (L323p Buggenum),
hāzǝgɛrǝf (L323p Buggenum)
|
Achillea millefolium L. Het gewoon duizendblad komt zeer algemeen voor in grasland, langs wegen en op stortplaatsen, maar ook als sierplant. Het heeft zeer fijnverdeelde veervormige bladeren, wit tot roze bloempjes in een schermvormige tuil en bloeit van juni tot oktober. De hoogte varieert van 15 tot 50 cm. [A 42B, 4a; monogr.] || duizendblad
I-5, III-4-3
|