19855 |
een huis huren |
huren:
hy(3)̄rə (L323p Buggenum)
|
huren [SGV (1914)]
III-2-1
|
20508 |
een kater hebben |
een zware kop hebben:
eine zwoare kŏp höbbe (L323p Buggenum)
|
kater hebben; Hoe noemt U: Zich niet lekker voelen de dag na een flinke drinkpartij (een kater hebben) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
34542 |
eend |
eend:
ē̜ntj (L323p Buggenum)
|
[JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 18; S 49; L 1a-m; NE II, 55; Vld.; L A1, 48; monogr.]
I-12
|
18851 |
eenvoudig |
eenvoudig:
einvoudig (L323p Buggenum)
|
eenvoudig [SGV (1914)]
III-1-4
|
19368 |
eenvoudige of armoedige woning |
knal:
knal (L323p Buggenum),
krot:
kroͅt (L323p Buggenum)
|
versleten, vuil ongeriefelijk huisje [SGV (1914)]
III-2-1
|
24430 |
egel |
stekelvarken:
sjtèkulvrääke (L323p Buggenum)
|
egel [SGV (1914)]
III-4-2
|
32788 |
eggen |
eggen:
ęqǝ (L323p Buggenum)
|
Het land met de eg bewerken, met de eg over het land gaan. Bedoeld wordt die bewerking waarbij de tanden van de eg door de grond gaan. Voor de bewerking van de grond met een ondersteboven gekeerde eg zie men het lemma ''slepen''. De verschillende manieren van eggen komen in de volgende lemmata aan de orde. NB 1. Hieronder worden de typen eegden, egen en eggen onderscheiden. Onder verwijzing naar dit lemma wordt het betrokken woord(deel) in de volgende lemmata door ''eggen'' resp. ''eggen'' gesubstitueerd. 2. In de volgende lemmata is het werkwoordelijk deel eggen bij de dialectvarianten kortheidshalve weggelaten. In verband daarmee wordt eventuele assimilatie c.q. invoeging van een verbindings-n aan het slot van het aan eggen voorafgaande woord(deel) niet tot uitdrukking gebracht. [JG 1a + 1b; N 11, 79; N 11A, 170; N 15, 3; R 3, 4; div.; monogr.]
I-2
|
20526 |
eierkoek |
eierkoek:
eierkook (L323p Buggenum)
|
eierkoek; Hoe noemt U: Een zachte koek gebakken van fijn deeg, waarin eieren zijn gekneed (eierkoek, eierstruif, flets) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24142 |
ekster |
egerst:
ègerst (L323p Buggenum),
êgerst (L323p Buggenum)
|
ekster [SGV (1914)] || Hoe heet de ekster? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
18112 |
eksteroog |
egerstenoog:
êgersteoug (L323p Buggenum)
|
likdoorn, eksteroog [SGV (1914)]
III-1-2
|