e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Buggenum

Overzicht

Gevonden: 1532
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gieter spuit: spuit (Buggenum) gieter [SGV (1914)] III-2-1
gist gist: gɛs (Buggenum) Door het feit dat de vragen niet alle even genuanceerd waren gesteld, komen er woorden voor die zowel moderne droge gist als natte gist als zuurdeeg aanduiden. Het zuurdeeg blijkt volgens sommige informanten (L 291, Q 35) voor het bereiden van zwartbrood of roggebrood gebruikt te worden, terwijl de gist of "heffe" voor witbrood wordt aangewend. [N 29, 22; LB 2, 234; monogr.; JG 1b, add.; S 10; L 1a-m; L 2, 21a; Gi; A 22, 2] II-1
glad, glijdend glad: glaat (Buggenum) glad [SGV (1914)] III-4-4
glazig glazig: glazig (Buggenum) glazig; Hoe noemt U: Hard en doorschijnend, gezegd van aardappelen (schier, glazerig) [N 80 (1980)] III-2-3
glijden slidderen: sjliddere (Buggenum) glijden [SGV (1914)] III-1-2
glimworm dauwwormpje: dauwwŏrmke (Buggenum), dauwwörmke (Buggenum), paardsworm: pêrswrom (Buggenum) glimworm [GV Gr (1935)], [SGV (1914)], [ZND 18G (1935)] III-4-2
gluiperd loeroor: loerôôr (Buggenum), stiekemerd: stiekemerd (Buggenum) gluiper [SGV (1914)] III-1-4
goedkoop goedkoop: gootkoup (Buggenum), Opm. is oude benaming.  goojekoup (Buggenum) goedkoop [SGV (1914)] III-3-1
goedzak lobbes: löbbes (Buggenum) goedzak [SGV (1914)] III-1-4
gooien gooien: gôôje (Buggenum) werpen [SGV (1914)] III-1-2