17647 |
lies |
lies:
lees (L323p Buggenum)
|
lies [SGV (1914)]
III-1-1
|
24343 |
lieveheersbeestje |
kevelaarsbeestje:
kêveleirsbieësje (L323p Buggenum)
|
lieveheersbeestje [Roukens 03 (1937)]
III-4-2
|
17816 |
liggen |
liggen:
likge (L323p Buggenum)
|
liggen [SGV (1914)]
III-1-2
|
20464 |
lijkbidder |
ter-lijk-bidder:
buren
terliekbèjers (L323p Buggenum)
|
lijkbidders; wordt het overlijden aangezegd door de naaste buren of door lijkbidders? Hoe heten deze (aanzeggers, aansprekers, groeveneugers, uitingstneugers, lijkers, enz.)? (duidelijk vermelden of deze naam op de buren of op de lijkbidders slaat) [VC 03 (1937)]
III-2-2
|
20186 |
lijkstro |
schoofstro:
sjaufsjtreu (L323p Buggenum)
|
lijkstroo; Hoe noemt men dit lijkstroo (schoofstroo, reeuwstroo, enz.). Zij er bepaalde uitdrukkingen die hiermee verband houden (bv. hij komt van het bed op het stroo) [VC 03 (1937)]
III-2-2
|
33273 |
lijnzaad, vlaszaad |
lijzend:
lēzǝnt (L323p Buggenum)
|
Linum usitatissimum L. Lijnzaad is de gebruikelijke naam voor het zaad van de vlasplant en, in verband met de olieproduktie, ook voor het gewas. Zie paragraaf 4.2 en in het bijzonder het lemma Vlas. Uit de gerepelde en gedorste zaadbollen wordt olie geslagen, de lijnolie; de overblijvende pulp is een gezocht veevoer. De vormen die hier zijn samengebracht onder de typen lijzend en lijzens zijn te beschouwen als varianten van lijzaad, met een bijzondere verzwaring van het eerste lid. Ze zijn als afzonderlijke typen behandeld vanwege de samenstellingen in dit lemma en in de volgende lemmaɛs. [S 22; Wi 18; monogr.; add. uit JG 1b; L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59; RND 31]
I-5
|
20492 |
likken |
lekken:
lékke (L323p Buggenum)
|
likken; Hoe noemt U: Met de tong over iets heen en weer gaan om zo het voedsel op te nemen (likken, lekken, leppen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24821 |
lindeblad |
lindeblad:
linjeblaat (L323p Buggenum)
|
lindeblad [SGV (1914)]
III-4-3
|
21478 |
liniaal |
latje:
lĕtje (L323p Buggenum)
|
liniaal [SGV (1914)]
III-3-1
|
28772 |
linnen, linnengoed |
lijnen:
līnǝ (L323p Buggenum)
|
Weefsel uit vlas- of hennepgaren vervaardigd. Lijnwaad. [N 62, 77; N 59, 201; N 62, 75f; L 1a-m; L 30, 30a; L 30, 30b; L B1, 95; MW; Wi 18 en 55; S 22; monogr.]
II-7
|