e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Buggenum

Overzicht

Gevonden: 1532
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mand mand: manj (Buggenum) De algemene benaming voor een uit wissen gevlochten mand. Zie ook afb. 284. Uit het materiaal blijkt dat er niet altijd een onderscheid wordt gemaakt tussen de woorden mand en korf. Als dat wel wordt gedaan, duidt men met het eerste woord eerder een mand met oren aan, terwijl men het tweede gebruikt voor een mand met een hengsel (vgl. Janssens, pag. 24 e.v.). Zie ook het lemma ɛkorfɛ.' [N 20, 48; N 40, 37; L 1 a-m; S 23; monogr.] II-12
mankeren mankeren: mangkeere (Buggenum), schelen: sjille (Buggenum) mankeren [SGV (1914)] || schelen, mankeren [SGV (1914)] III-1-2
mannelijk schaap schaapsbok: šǭpsbuk (Buggenum) Het mannelijk schaap in het algemeen. Varianten van het woordtype hamel die voor "mannelijk schaap" zijn opgegeven, zijn naar het lemma ''gesneden mannelijk schaap'' (2.2.5) overgeheveld. [L 5, 30b; L 20, 22a; L 39, 44; L 6, 25; L B2, 319; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 2, 46; A 4, 22a; Wi 12; AGV, m 3; R 3, 34; VLD; S, Q 105 add.; monogr.] I-12
mannelijke duif hoorn: hoare (Buggenum) Mannetjesduif. [SGV (1914)] III-3-2
mannelijke eend wenderd: wendǝrt (Buggenum) [GV, K 2; L 1a-m; L 3, 3; L 14, 18; JG 1a, 1b, 2c; S 18; NE II, 55; Vld.; A 6, add.; monogr.] I-12
mannelijke kalkoen schroethaan: šrūthān (Buggenum) [A 6, 3a; S 16; L 1, 113; R 14, 3; monogr.] I-12
maria-hemelvaart eerste lieve-vrouw: êêrste Lövrouw (Buggenum) O.L. Vrouw Kruidwijding [SGV (1914)] III-3-3
marmer marmer: marmer (Buggenum) marmer [SGV (1914)] III-4-4
marmeren beeld beeld: (tussen l en d een lichte j klank).  ei marmere beeldj (Buggenum) Marmeren beeld. [N 06 (1960)] III-3-2
marter fluwijn: flewien (Buggenum) marter [SGV (1914)] III-4-2