24856 |
perzikkruid |
reuts:
rø̄ts (L323p Buggenum)
|
Polygonum persicaria L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in tuinen en wegbermen met zeer kleine roze bloempjes in de vorm van een aar, lancetvormige bladen met een zwarte vlek en roze-rode stengels. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 20 tot 100 cm. Voor weie (wilgen) zie ook de toelichting bij het lemma Hanepoot. [JG 1b, 1c, 2c; A 60A, 56]
I-5
|
18281 |
pet: algemeen |
muts:
möts (L323p Buggenum)
|
pet [SGV (1914)]
III-1-3
|
17991 |
pijn |
wee:
wië (L323p Buggenum)
|
mijn voeten doen mij erg zeer [DC 03 (1934)]
III-1-2
|
24225 |
pimpelmees |
blauwkopje:
blauköpke (L323p Buggenum)
|
Hoe heet de pimpelmees? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
24881 |
pinksterbloem |
lievevrouwehandje:
levevrouwehendje (L323p Buggenum),
lēvǝvrǫu̯ǝhɛntjǝ (L323p Buggenum)
|
Cardamine pratensis L. Een algemeen voorkomend, veldkersachtig plantje in graslanden, bermen en aan waterkanten met witte tot vaag lilagekleurde kruisbloempjes in trossen op een hol stengeltje en dun blad dicht bij de grond. Het bloeit van april tot juni en varieert in hoogte van 15 tot 50 cm. Niet te verwarren met de (echte) koekoeksbloem (Lychnis flos-cuculi L.; zie het lemma Echte Koekoeksbloem), die op dezelfde plaatsen groeit, maar roze-rode bloempjes heeft met gespleten kroonbladeren. Kroenekraan is de plaastelijke benaming van de kraanvogel. [N 37, 16f; A 17, 3; A 49B, 3; monogr.] || pinksterbloem
I-5, III-4-3
|
23287 |
pinksteren |
pinksten:
Pingste (L323p Buggenum)
|
Pinksteren [SGV (1914)]
III-3-3
|
20060 |
pioen |
balroos:
-
balrooës (L323p Buggenum)
|
I-7
|
24364 |
pissebed |
wild varken:
oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)
wiltj vèrke (L323p Buggenum)
|
pissebed, keldermot [GV K (1935)]
III-4-2
|
33570 |
pit van een steenvrucht |
kern:
kêr (L323p Buggenum)
|
kern [SGV (1914)]
I-7
|
24968 |
plaats, ruimte |
plaats:
plaats (L323p Buggenum)
|
plaats [SGV (1914)]
III-4-4
|