17960 |
gehurkt zitten |
op de hukken zitten:
op de huke zitte (Q096p Bunde),
op de huuke zitte (Q096p Bunde)
|
hurken, op zijn ~ zitten [op de huuke, op znen huik, op zn huiketjes zitte] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
21466 |
gekkenhuis |
gekhuis:
gekhuis (Q096p Bunde),
gekkenhuis:
gekkenhuis (Q096p Bunde)
|
een instelling voor het verplegen van krankzinnigen [zothuis, gek[ken]huis, fermerie] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17580 |
gekruld haar |
krulhaar:
krolhaor (Q096p Bunde),
krullend haar:
(kröllend haor) (Q096p Bunde),
krullenkop:
kröllekop (Q096p Bunde)
|
gekruld haar [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25188 |
geluid van naderend onweer |
hommelweer:
hommelweir (Q096p Bunde)
|
eerste rommelen dat in de verte te horen is wanneer er een onweer op komst is [meutelen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
21705 |
gemeentesecretaris |
sik:
sic. (Q096p Bunde)
|
het hoofd van de secretarie [administratie] van een gemeente [griffier, secretaris, sikkeltaris, sik] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17560 |
geraamte |
geraamte:
geraamte (Q096p Bunde)
|
geraamte [N 10a (1961)]
III-1-1
|
34305 |
gesneden mannelijk varken |
berg:
bɛrx (Q096p Bunde),
bɛrǝx (Q096p Bunde)
|
Het WNT (II, 1 blz. 1872 s.v. berg (II)) geeft de volgende definitie van berg: "Hetzelfde als Barg (I), inzonderheid toegepast op de mannelijke biggen die, ongeveer drie weken oud, zijn gesneden". [N 19, 8; A 4, 4b; A 4, 4a; L 20, 4b; L 37, 49e; JG 1a, 1b, 2c; S 39; N C, add.; monogr.; N E 1, 12]
I-12
|
20369 |
getuige |
bruidsknecht:
broedsknecht (Q096p Bunde),
bruidsmaagd:
broedsmaagd (Q096p Bunde),
getuige:
getuuge (Q096p Bunde)
|
getuige zijn bij een huwelijk [getuigen zijn, bronken] [N 87 (1981)] || iemand die voor de rechter een verklaring aflegt over te bewijzen feiten [toon, getuige] [N 90 (1982)]
III-2-2, III-3-1
|
21322 |
gevangenis |
cachot (<fr.):
Van Dale: cachot (<Fr.), gevangenhok, gevangenis; arrestantenlokaal.
kesjot (Q096p Bunde)
|
de gevangenis [cachot, nor, partoet, speentje, grawoel, ren] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17564 |
gewricht |
gewricht:
gevrich (Q096p Bunde),
gewrich (Q096p Bunde)
|
gewricht, gewrichten (draaipunt in het beenderstelsel) [gewrichte, gewervele, gewerve] [N 10 (1961)]
III-1-1
|