20498 |
kieskauwer |
fipper:
fipper (Q096p Bunde)
|
lastig met eten; Hoe noemt U: Lastig met eten, gezegd van iemand die altijd weinig eet [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20571 |
kieskauwerig |
met lange tanden:
met lang tan (Q096p Bunde)
|
zonder eetlust eten; Hoe noemt U: Traag en zonder eetlust eten (pieliën) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24337 |
kikker |
kwakker:
ook in ZND 01u, 121; 14, 001 en 16, 004
kwakker (Q096p Bunde, ...
Q096p Bunde)
|
kikvors [ZND 01 (1922)]
III-4-2
|
17600 |
kin |
kin:
kin (Q096p Bunde),
kîn (Q096p Bunde)
|
kin [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
20173 |
kind (troetelnaam) |
liefje:
leeveke (Q096p Bunde)
|
het liefkozend woord van ouderen voor kinderen [doeleke, dooier, fies, kadolleken, zoeteken, krotte, schijtgat, drulleke, hummel, etc.] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
20169 |
kinds |
kinds:
kindsj (Q096p Bunde)
|
door hoge ouderdom zwak van geest, geheugenloos [kinds, simpel] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
17601 |
kinnebak |
kinnebakkes:
kinnəbakkəs (Q096p Bunde)
|
kinnebak [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
18142 |
kippenborst |
kippenborst:
kippeboorsj (Q096p Bunde)
|
borstbeen: vooruitstekend borstbeen [kiepeboorst, kiekeborst] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
33404 |
kippenhok |
henhuis:
henǝs (Q096p Bunde)
|
Het vrijstaande gebouwtje of de afgesloten ruimte ergens in de boerderij, waarin zich de zitstokken en legnesten voor de kippen bevinden. Begripsmatig is het kippenhok lastig af te bakenen van de kippenzolder; vaak lopen de twee benamingen voor het kippenverblijf door elkaar. De twee lemma''s "kippenhok" (2.5.1) en "kippenzolder, polder" (2.5.2) vullen elkaar dan ook aan. De polder-opgaven met de betekenis "kippenzolder, kippenverblijf" zijn overgeplaatst naar het lemma "kippenzolder, polder" (2.5.2); zie de toelichting bij dat lemma. De twee elementen van de samenstellingen van het type kippen-hok zijn apart in kaart te brengen. Het eerste element (hoender-, kippen-, hennen- en kieken-) is hier in deze aflevering over de bedrijfsgebouwen niet verder behandeld; men vindt het in de aflevering over het pluimvee, waar het beter tot z''n recht zal komen. Kaart 30 bevat het tweede element van de bedoelde samenstellingen, de bepaalde delen (-stal, -huis, -hok, -kooi, -kouw en -kot). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). Zie afbeelding 11. [N 5, 93 en 99; N 19, 31; JG 1a, 1b en 1c; A 10, 9h; A 48, 16a; L B2, 283; L 5, 53; L 38, 30; monogr.]
I-6
|
18000 |
kippenvel |
hennenvel:
hinnevel (Q096p Bunde),
hinnevèl (Q096p Bunde)
|
kippevel (kleine bultjes met rechtopstaande haartjes bijv. ten gevolge van de kou) [kiepvel, ganzevel, kiekevlees] [N 10 (1961)]
III-1-2
|