e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bunde

Overzicht

Gevonden: 1006
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
landerijen labeuring: labø̄reŋ (Bunde) Het geheel van bebouwde akkers, weilanden en velden, behorend bij een boerderij. [N 6, 33a; N 5A, 76d; A 10, 3; A 11, 4; A 20, 1b; JG 1b, 1d; L 37, 11a; L 38, 23; L 44, 27; Vld.; monogr.] I-8
landstreek streek: sjtreek (Bunde) landstreek, gebied dat door bijv. tradities, landschap, taal enz een zekere eenheid vormt [contrei, streek, strom] [N 81 (1980)] III-4-4
langpootmug glassnijder: glaassjnijer (Bunde) Hoe noemt u de grote mug met bijzonder lange, breekbare poten (langpootmug, horlogemaker, glazemaker, snijder) [N 83 (1981)] III-4-2
langwerpige streep van voorhoofd tot neus grote kol: grutǝ kǫl (Bunde) Lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus, naar de vorm in verschillende soorten onderscheiden: ''halve'' en ''doorlopende bles'', ''smalle'' en ''brede bles'', en als ze de hele snuit wit kleur: witte muil, snuit. Zie ook het vorige lemma met ''bles'' in de betekenis van een naar voren hangend haarbosje. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b; N 8, 27b] I-9
lauw weer lui (weer): luij weir (Bunde) loommakend, gezegd van het weer [lui] [N 81 (1980)] III-4-4
lawaai, herrie leven: leven (Bunde) een dooreenmengeling van sterke geluiden [leven, herrie, geweld, lawaai, spektakel, rumoer] [N 91 (1982)] III-4-4
lege eerste koe manse koe: mau̯s [koe] (Bunde) Jong rund dat eenmaal heeft gekalfd, maar dat daarna niet meer drachtig wil worden of waarmee men niet verder wil fokken. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 25b; N C, 15; monogr.] I-11
lende lende: le.nge (Bunde), linge (Bunde) lendenen [lenge, leene, leende] [N 10 (1961)] III-1-1
lenig lenig: lenig (Bunde), nits: nitsch (Bunde) lenig [zwak, gezwak] [N 10 (1961)] III-1-1
levend vlees onder de huid leven, het -: leeve (Bunde), vlees: vleisj (Bunde) levend vlees onder de huid [t leeve] [N 10 (1961)] III-1-1