22684 |
mondharmonica |
mondmuziekje:
mondmeziekske (Q096p Bunde)
|
Het muziekinstrument dat langs de mond op en neer bewogen wordt en waarop geluid gemaakt kan worden door blazen en zuigen [fiep, moelfiep, noeneke, mondharmonika, muziek]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
25169 |
mooi, helder weer |
goed weer:
good weir (Q096p Bunde)
|
mooi weer zijn, gezegd van het weer [weren] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20521 |
moot vis |
stuk vis:
ein sjtuk vusj (Q096p Bunde)
|
moot; Hoe noemt U: Een snede vis (moot, mook) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21263 |
motor |
motor:
p. 6: Een tegenstelling tussen Nederlands-Limburg en Belgisch-Limburg:
`motor (Q096p Bunde)
|
motor (Duits Motorrad)
III-3-1
|
21264 |
motorfiets |
motor:
p. 6: Een tegenstelling tussen Nederlands-Limburg en Belgisch-Limburg:
`motor (Q096p Bunde)
|
motor (Duits Motorrad)
III-3-1
|
25130 |
motregen, fijne regen |
muggenpis:
mukkepis (Q096p Bunde),
regen:
reene (Q096p Bunde)
|
klein beetje regen [muggepis, pleisterke regen] [N 81 (1980)] || stofregen [ZND 38 (1942)]
III-4-4
|
25100 |
motregenen, licht regenen |
sprinkelen:
sjprinkelen (Q096p Bunde)
|
zeer weinig regenen, zodat de grond maar net nat is [spruikelen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20598 |
muik |
kaf:
in de kaaf (kaft van het koren)
kaaf (Q096p Bunde),
moelde:
in de mool (een niet meer in gebruik zijnde trog voor het onder mekaar zetten van deeg) (mar.: ???)
mool (Q096p Bunde)
|
Kent u een woord voor een geheime bergplaats voor onrijp fruit? Vroeger legden de kinderen vruchten, vooral appels, die ze onrijp geplukt hadden, op een verborgen plekje in het hooi of stro om zacht te worden. Voorbeelden met woorden voor deze bergplaats [DC 31 (1959)]
III-2-3
|
17663 |
muis van de hand |
muis:
moes (Q096p Bunde)
|
muis van de hand (het onderste, vlezige deel van de duim) [N 10 (1961)]
III-1-1
|
26400 |
naaf |
naaf:
nāf (Q096p Bunde)
|
De ronde blok in het midden van het wiel waardoor de as steekt en dat met de velg verbonden is via de spaken. Ter versterking worden er naafbanden rond aangebracht. Zie ook de lemmata middennaafbanden, muilband en achternaafband in II.11. [N 17, 58, 40, 50b; N G, 43; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; L 20, 20a; L 39, 21; A 4, 20a; monogr.]
I-13
|