17592 |
oog |
oog:
oug (Q096p Bunde),
oŭg (Q096p Bunde)
|
oog [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
17595 |
ooglid |
ooglid:
aoglid (Q096p Bunde)
|
oog: ooglid [N 10a (1961)]
III-1-1
|
33433 |
oogststapel in de schuur |
hoop in de wis:
hē ̞p en dǝ weš (Q096p Bunde)
|
De stapel van graanschoven die men in de schuur vormt, vooral in de tasruimte naast de dorsvloer, maar ook wel op een zolder (vooral bij kleine bedrijven), en ook wel van toepassing op de hooioogst. Veel benamingen van de stapel bevatten de naam van het geoogste gewas en/of geven aan waaruit de stapel bestaat. Vergelijk ook het lemma "graan stapelen in de schuur" (aflevering I.4, lemma 5.1.11). In de toelichting bij het lemma "tasruimte naast de dorsvloer" (3.3.2) is al gewezen op de metonymische verbanden tussen de twee groepen benamingen. De benamingen van de stapel worden gebruikt om de ruimte waarin gestapeld wordt aan te duiden. Interessant is hier het voorkomen van de benamingen gebont en verbont; het is een geval van doorgezette metonymie: de naam van de begrenzing is overgegaan op de ruimte (i.c. de tasruimte) en deze weer op hetgeen die ruimte bevat: de oogststapel. Daarna volgen in het lemma nog een aantal (bijna-)hapaxen die kennelijk van minder belang zijn. [N 5A, 69b; N 5, 82, 84 en 85; N 15, 49a; N C, 5b; JG 1a, 1b en 2c; L B2, 292; monogr.]
I-6
|
17757 |
oor |
losch:
Plat.
lošə (Q096p Bunde),
oor:
oar (Q096p Bunde),
oir (Q096p Bunde)
|
oor [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
17615 |
oorlel |
lel:
lel (Q096p Bunde),
oorlel:
oarlel (Q096p Bunde)
|
oorlel [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
18237 |
oorring |
oorbel:
oorbel (Q096p Bunde)
|
zilveren of gouden ring die in elk van beide oren gedragen wordt [oorbel, bel, slinger] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
24361 |
oorworm |
oorworm:
fon. var. van "oorworm"niet overgenomen
oorworm (Q096p Bunde)
|
oorworm [ZND 34 (1940)]
III-4-2
|
23198 |
op bedevaart gaan |
bedeweg gaan:
bééweeg goon (Q096p Bunde),
(bv. zóndig goon ver bèèweeg nao Zittert).
bèèweeg goon (Q096p Bunde),
op bedeweg gaan:
op beijweeg goon (Q096p Bunde)
|
Bedevaart doen [ne gank doon]. [N 06 (1960)]
III-3-3
|
17966 |
op de schouder zitten |
paardje rijden:
paerdsje riejje (Q096p Bunde)
|
rug: op de rug zitten [N 10 (1961)]
III-1-2
|