e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bunde

Overzicht

Gevonden: 1006
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
oog oog: oug (Bunde), oŭg (Bunde) oog [DC 01 (1931)] III-1-1
ooglid ooglid: aoglid (Bunde) oog: ooglid [N 10a (1961)] III-1-1
oogststapel in de schuur hoop in de wis: hē ̞p en dǝ weš (Bunde) De stapel van graanschoven die men in de schuur vormt, vooral in de tasruimte naast de dorsvloer, maar ook wel op een zolder (vooral bij kleine bedrijven), en ook wel van toepassing op de hooioogst. Veel benamingen van de stapel bevatten de naam van het geoogste gewas en/of geven aan waaruit de stapel bestaat. Vergelijk ook het lemma "graan stapelen in de schuur" (aflevering I.4, lemma 5.1.11). In de toelichting bij het lemma "tasruimte naast de dorsvloer" (3.3.2) is al gewezen op de metonymische verbanden tussen de twee groepen benamingen. De benamingen van de stapel worden gebruikt om de ruimte waarin gestapeld wordt aan te duiden. Interessant is hier het voorkomen van de benamingen gebont en verbont; het is een geval van doorgezette metonymie: de naam van de begrenzing is overgegaan op de ruimte (i.c. de tasruimte) en deze weer op hetgeen die ruimte bevat: de oogststapel. Daarna volgen in het lemma nog een aantal (bijna-)hapaxen die kennelijk van minder belang zijn. [N 5A, 69b; N 5, 82, 84 en 85; N 15, 49a; N C, 5b; JG 1a, 1b en 2c; L B2, 292; monogr.] I-6
oom nonk: nonk (Bunde) oom [SGV (1914)] III-2-2
oor losch: Plat.  lošə (Bunde), oor: oar (Bunde), oir (Bunde) oor [DC 01 (1931)] III-1-1
oorlel lel: lel (Bunde), oorlel: oarlel (Bunde) oorlel [DC 01 (1931)] III-1-1
oorring oorbel: oorbel (Bunde) zilveren of gouden ring die in elk van beide oren gedragen wordt [oorbel, bel, slinger] [N 86 (1981)] III-1-3
oorworm oorworm: fon. var. van "oorworm"niet overgenomen  oorworm (Bunde) oorworm [ZND 34 (1940)] III-4-2
op bedevaart gaan bedeweg gaan: bééweeg goon (Bunde), (bv. zóndig goon ver bèèweeg nao Zittert).  bèèweeg goon (Bunde), op bedeweg gaan: op beijweeg goon (Bunde) Bedevaart doen [ne gank doon]. [N 06 (1960)] III-3-3
op de schouder zitten paardje rijden: paerdsje riejje (Bunde) rug: op de rug zitten [N 10 (1961)] III-1-2