17949 |
op de tenen lopen |
op de tenen lopen:
op de tjène laope (Q096p Bunde)
|
lopen: op zijn tenen lopen [op zn vurvoete] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
21197 |
op reis gaan |
op stap gaan:
op sjtap goon (Q096p Bunde)
|
op reis gegaan zijn [te mantij zijn] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
32920 |
op rijen zetten |
bijeenperken:
bīęi̯npęrkǝ (Q096p Bunde),
inperken:
enpęrkǝ (Q096p Bunde)
|
Het uitgespreide gras dat de eerste droging heeft ondergaan bijeenwerken tot rijen of langwerpige heuveltjes. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi of gras. Wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de rij, in het woordtype voorkomt, wordt steeds door middel van (...) verwezen naar de woordtypen van het lemma ''rij, wiers''. Om de vergelijking te vergemakkelijken is in dit lemma dezelfde volgorde van woordtypen of afleidingen daarvan aangehouden als in het lemma ''rij, wiers''. Achter in het lemma staan dan de werkwoorden bijeen die geen formeel verband met de benamingen voor de rij hebben. De kaart bevat de denominatieven van de heteroniemen voor rij, wiers en de werkwoordelijke uitdrukkingen met die heteroniemen, ook geordend zoals in het lemma ''rij, wiers''. [N 14, 100; JG 1b, 1c, 2c; A 10, 18; L 38, 36; monogr.]
I-3
|
22368 |
op stelten lopen |
steltenlopen:
stelte loupe op blikke met touwe draan (Q096p Bunde)
|
Lievelingsspel 4. [SND (2006)]
III-3-2
|
21150 |
openbare weg |
baan:
baan (Q096p Bunde)
|
een grote, doorgaande weg, een openbare straatweg (baan, grootbaan, steenweg, kasseiweg, klinkerd, klinkweg) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
32928 |
opper |
huist:
hūs (Q096p Bunde)
|
De grootste soort hooihoop in het veld. [N 14, 112 en 111 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 10, 20; A 16, 3b; A 42, 20b; L 38, 38b; monogr.]
I-3
|
17566 |
opperhuid |
vel:
vel (Q096p Bunde)
|
opperhuid [N 10 (1961)]
III-1-1
|
18030 |
oprispen |
boeren:
boere (Q096p Bunde),
boeren laten:
buure laote (Q096p Bunde),
rupsen:
röpsje (Q096p Bunde)
|
oprispen, een boertje laten [beuke, bulke, opgeure, opbotte] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
20130 |
opzitten |
schoon zitten:
sjoen zitte (Q096p Bunde)
|
Hoe noemt u op de achterste poten zitten met opgeheven voorpoten, gezegd van een hond (bidden, lezen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
33763 |
oud, versleten paard |
krak:
krak (Q096p Bunde)
|
Zie ook het lemma ''benamingen voor het paard naar de leeftijd'' (2.4.1), sub F. [JG, 1b; A 45, 28a; L 5, 36; L 36, 82; N 8, 20, 62f en 62g; monogr.]
I-9
|