| 24175 |
jong en kaal vogeltje |
vogeltje:
mv.
veugelkes (P182p Buvingen, ...
P182p Buvingen)
|
vogeltje [ZND 04 (1924)]
III-4-1
|
| 34314 |
jong varken |
kurre:
kørǝ (P182p Buvingen),
kurretje:
kørǝkǝ (P182p Buvingen)
|
Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.]
I-12
|
| 34481 |
jonge kip |
pul:
pø̜l (P182p Buvingen)
|
Bedoeld wordt de jonge kip die bijna aan de leg is of net legt. [N 19, 40d; R 14, 23b; R 3, 39; A6, 1b; JG 1a, 1b; L 1a-m; Gwn; Vld.; S 27, add.; monogr.]
I-12
|
| 21912 |
kaal duivenjong |
kaal jong:
kōͅəljøͅŋk (P182p Buvingen),
kwakjong:
kwakjøͅŋk (P182p Buvingen)
|
Kaal duivejong. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
| 20768 |
kaantjes |
kaaien:
koͅiə (P182p Buvingen)
|
kanen [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
| 19791 |
kaars |
kaars:
kas (P182p Buvingen)
|
kaars [RND]
III-2-1
|
| 20802 |
kaas |
kaas:
kééəs (P182p Buvingen)
|
kaas [RND]
III-2-3
|
| 19751 |
kachel, stoof |
stoof:
stōf (P182p Buvingen)
|
kachel, stoof [ZND 04 (1924)]
III-2-1
|
| 31566 |
kachelzwartsel |
potlood:
po̜tlūet (P182p Buvingen)
|
In dit lemma zijn de benamingen bijeengebracht voor de verschillende middelen die worden gebruikt om kachels zwart en glanzend te maken. Met potlood, grafiet in poedervorm, kunnen kachels glimmend worden opgepoetst. Kachelpoets en zebrakachelglans zijn poetsmiddelen om kachels mee op te wrijven en te laten glanzen. De steenpek (P 219) was volgens de invuller een soort steenkool die op het verwarmde ijzer gesmeerd werd om dit zwart te maken. [N 33, 313; N 7, 41b; L 5, 60b; monogr.]
II-11
|
| 22227 |
kaf |
kaf:
kaf (P182p Buvingen)
|
In dit lemma staan de varianten voor het kaf, de vliesjes of schutblaadjes van de graankorrels, bijeen. Het zit nog, te zamen met vreemd (met name onkruid-) zaad en slecht koren tussen het graan, wanneer het graan gedorst en uitgekamd is en moet ervan gescheiden worden door het wannen. Het type vlimmen (en hoogstwaarschijnlijk ook andere heteroniemen naast kaf) betekenen eigenlijk of ook "kafnaalden". Zie ook de lemma''s ''baard'' (1.3.7) en ''spikken'' (6.1.31). [N 14, 35a, 35b en 35c; JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 27, 55; S 16; monogr.; add. uit N 14, 31]
I-4
|