e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Buvingen

Overzicht

Gevonden: 871
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
jong en kaal vogeltje vogeltje: mv.  veugelkes (Buvingen, ... ) vogeltje [ZND 04 (1924)] III-4-1
jong varken kurre: kørǝ (Buvingen), kurretje: kørǝkǝ (Buvingen) Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.] I-12
jonge kip pul: pø̜l (Buvingen) Bedoeld wordt de jonge kip die bijna aan de leg is of net legt. [N 19, 40d; R 14, 23b; R 3, 39; A6, 1b; JG 1a, 1b; L 1a-m; Gwn; Vld.; S 27, add.; monogr.] I-12
kaal duivenjong kaal jong: kōͅəljøͅŋk (Buvingen), kwakjong: kwakjøͅŋk (Buvingen) Kaal duivejong. [Goossens 1b (1960)] III-3-2
kaantjes kaaien: koͅiə (Buvingen) kanen [Goossens 1b (1960)] III-2-3
kaars kaars: kas (Buvingen) kaars [RND] III-2-1
kaas kaas: kééəs (Buvingen) kaas [RND] III-2-3
kachel, stoof stoof: stōf (Buvingen) kachel, stoof [ZND 04 (1924)] III-2-1
kachelzwartsel potlood: po̜tlūet (Buvingen) In dit lemma zijn de benamingen bijeengebracht voor de verschillende middelen die worden gebruikt om kachels zwart en glanzend te maken. Met potlood, grafiet in poedervorm, kunnen kachels glimmend worden opgepoetst. Kachelpoets en zebrakachelglans zijn poetsmiddelen om kachels mee op te wrijven en te laten glanzen. De steenpek (P 219) was volgens de invuller een soort steenkool die op het verwarmde ijzer gesmeerd werd om dit zwart te maken. [N 33, 313; N 7, 41b; L 5, 60b; monogr.] II-11
kaf kaf: kaf (Buvingen) In dit lemma staan de varianten voor het kaf, de vliesjes of schutblaadjes van de graankorrels, bijeen. Het zit nog, te zamen met vreemd (met name onkruid-) zaad en slecht koren tussen het graan, wanneer het graan gedorst en uitgekamd is en moet ervan gescheiden worden door het wannen. Het type vlimmen (en hoogstwaarschijnlijk ook andere heteroniemen naast kaf) betekenen eigenlijk of ook "kafnaalden". Zie ook de lemma''s ''baard'' (1.3.7) en ''spikken'' (6.1.31). [N 14, 35a, 35b en 35c; JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 27, 55; S 16; monogr.; add. uit N 14, 31] I-4