| 34293 |
tuierpaal |
tuierpag:
tø̄rpak (P182p Buvingen),
tø̄rpax (P182p Buvingen)
|
De tuierpaal is een houten of ijzeren paal die men met de tuierhamer in de grond slaat en waaraan de koe of geit wordt vastgebonden. [N 14, 72 en 73a; N 3A, 14h; JG 1c, 2c; L 40, 21a; L B2, 286; A 17, 20; monogr. add. uit N 14, 71]
I-11
|
| 19772 |
tuin |
hof:
hoͅf (P182p Buvingen)
|
hof [ZND 04 (1924)]
III-2-1
|
| 33506 |
tuinbonen |
paardsbonen:
pèertsbone (P182p Buvingen)
|
I-7
|
| 33542 |
tuinkervel |
kelver:
keͅləvər (P182p Buvingen)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
| 33615 |
tuinman, boomkweker |
boomkweker:
JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.
būmkwikər (P182p Buvingen)
|
[RND 08]
I-7
|
| 33998 |
twijg |
stek:
stɛk (P182p Buvingen)
|
Vaak wordt in plaats van een zweep ook een twijg gebruikt om het paard aan te vuren. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-10
|
| 33597 |
ui, ajuin |
djaan:
džān (P182p Buvingen),
djuin:
dzjeun (P182p Buvingen)
|
ajuin (sg) [Goossens 1b (1960)]
I-7
|
| 33788 |
uier |
ouwer:
ūr (P182p Buvingen),
uier:
ø̜̄r (P182p Buvingen, ...
P182p Buvingen)
|
[JG, 1b; A 30, 6e; L 49, 6e; N 8, 39a en 39b]De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.]
I-11, I-9
|
| 32967 |
uitkomen |
uitkomen:
ātkǫu̯mǝ (P182p Buvingen)
|
Het boven de grond uitkomen van het gekiemde zaadkorreltje. [JG 1a, 1b; monogr.; add. uit S 17]
I-4
|
| 32416 |
uitspannen |
uitspannen:
ātspanǝ (P182p Buvingen)
|
Het paard losmaken van de kar of het werktuig waarin of waaraan het gespannen is. Bij het uitspannen uit een kar met berries worden de draagriem, de brede buikriem en de strengen losgemaakt. Vervolgens wordt het paard naar de stal geleid. [JG 1b, 2c; N 8, 98b; monogr.]
I-10
|