24390 |
blauwe vleesvlieg, bromvlieg |
bromvlieg:
WBD/WLD ?
bromvleeg (Q095a Caberg),
strontvlieg:
WBD/WLD
stroontvleeg (Q095a Caberg)
|
Hoe noemt u de grote vlieg waarvan verschillende soorten in ons land voorkomen. De wijfjes zuigen bloed bij grote zoogdieren en mensen. De grote soorten steken pijnlijk en achtervolgen mensen en dieren met grote hardnekkigheid (daas, dazerik, dol) [N 83 (1981)] || Hoe noemt u een grote, dikke vlieg, donkerblauw glanzend, die eieren legt in geslacht vlees (dal) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
17691 |
blazen |
blazen:
WBD/WLD
bloze (Q095a Caberg)
|
Hoe noemt u het geluid dat katten voortbrengen als zij kwaad zijn (blazen, spuwen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
17986 |
bleek |
bleek:
B.v. bleik wie e luke.
bleik (Q095a Caberg)
|
Flets: ongezond bleek of vaal van gelaatskleur (flets, geeps, kwips, pips). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18109 |
blikaars |
smet:
Wordt gezegd van kleine (luier-) kinderen.
smet (Q095a Caberg)
|
Uitslag, zweren op het achterwerk (blikaars, blikgat, blekker(d), blik, smet). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
25111 |
bliksem, bliksemflits |
bliksem:
bliksem (Q095a Caberg)
|
bliksem, elektrische vonk die bij onweer van de ene wolk naar de andere of naar de aarde overspringt [bledderum, vuurlicht, weerlicht] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24305 |
bloedzuiger |
bloedzuiger:
eigen spellingsysteem
bloodzoeger (Q095a Caberg),
bloedzuiker:
eigen spellingsysteem
bloodzoeker (Q095a Caberg)
|
bloedzuiger [lok, echel, deegel, bloodiegel, -zuuker] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
24629 |
bloembol |
bol:
WBD/WLD
bōl (Q095a Caberg)
|
Het onderaards, met dikke balden bolvormig bekleed stengeldeel, waaruit een bloem kan groeien; een bloembol (klieste, klister, kleister, bol, bloembol, knol, ajuin). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24649 |
bloemknop |
knoop:
WBD/WLD
knōp (Q095a Caberg)
|
De knop waaruit een bloem groeit (bot, bloembot, bloemknop). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
19323 |
bluf |
allegatie:
Van Dale: allegatie, 1. aanhaling; -2. aangevoerde stelling; -3. (gew.) drukte, omslag.
allegasie (Q095a Caberg, ...
Q095a Caberg),
behei:
behèj (Q095a Caberg),
bohei (rh.):
behèj (Q095a Caberg)
|
opscheppende taal [blaai, paf, ambras, stoef] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
17881 |
bluts |
bluts:
blöts (Q095a Caberg),
uts:
öts (Q095a Caberg)
|
Deuk: een buiging in een effen opppervlak door een stoot veroorzaakt (buts, bluts, bult, duts, deuk). [N 84 (1981)]
III-1-2
|