e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095a plaats=Caberg

Overzicht

Gevonden: 1390
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
moestuinx hof: hō.f (Caberg, ... ), moestuin: moostuin (Caberg) [DC 03 (1934)] [N 05A (1964)] I-7
moezen moezen: mōōzə (Caberg) moes worden; Hoe noemt U: Tot moes koken (moezen) [N 80 (1980)] III-2-3
mokken een pannetje opzetten: e pänneke opzette (Caberg), kniezen: kneize (Caberg), mokken: mokke (Caberg) een mond die men trekt als men pruilt [zie vr.199] [pruilmond, troesmond] [N 85 (1981)] || misnoegd en wrevelig zijn, maar dat niet ronduit zeggen [tornen, mokken, grimmen, pratten, pruilen, grijzen] [N 85 (1981)] III-1-4
molsla suikerij: WBD/WLD  sokkereij (Caberg) De bladeren van een paardebloem die onder een molshoop gee en mals blijven en die als sla gegeten worden (molsla, suikerij, veldsla, platter). [N 82 (1981)] I-7
mooi, helder weer schoon weer: (vroeger: wéér (waer).  sjoen weer (Caberg) mooi weer zijn, gezegd van het weer [weren] [N 81 (1980)] III-4-4
moot vis portie vis: ⁄n poorsie ves (Caberg), stuk vis: e stök ves (Caberg) moot; Hoe noemt U: Een snede vis (moot, mook) [N 80 (1980)] III-2-3
mopperen foeteren: foetere (Caberg), grommelen: grommele (Caberg), kromme zin hebben: krom zin höbbe (Caberg), mopperen: moppere (Caberg), sodemieteren: sodemietere (Caberg) uit zijn humeur, brommig, knorrig [miezerig] [N 85 (1981)] || zijn ontevredenheid kenbaar maken [mopperen, preutelen, bobbelen, foeteren, grutten, gruizen, grijzen, kijven, kekelen, mökkelen] [N 85 (1981)] III-1-4
morsen knoeien: knoeie (Caberg), smerig maken: smerig make (Caberg), zich verschudden: zich versjŭdde (Caberg) Morsen: met vuiligheid knoeien (morsen, mozen, mossen, mosselen, plorren, meggelen, mekkelen). [N 84 (1981)] III-1-2
motregenen, licht regenen fiezelen: fiezele (Caberg), sprinkelen: sprinkele (Caberg), zeveren: zeivərə (Caberg) klein beetje regen [muggepis, pleisterke regen] [N 81 (1980)] || zeer weinig regenen, zodat de grond maar net nat is [spruikelen] [N 81 (1980)] III-4-4
mouwschort mouwscholk: mouw-sjolk (Caberg) schort met mouwen [N 24 (1964)] III-1-3