29929 |
richten |
richten:
rextǝ (L245a Castenray)
|
Het hoogste punt bereiken bij een in aanbouw zijnde woning. Er wordt dan een versierde tak, kleine boom of vlag op de nok van het bouwwerk geplaatst. De eigenaar tracteert de arbeiders op drank of, volgens de invullers uit L 216, L 386 en Q 95, op geld. Zie ook het lemma 'pannenbier'. [monogr.; N 88, 184 add.; div.]
II-9
|
24512 |
riet |
riet:
arundo
riēt (L245a Castenray),
rietpluim:
riētpluum (L245a Castenray)
|
riet || rietpluim
III-4-3
|
30562 |
rij |
rijlat:
rējlat (L245a Castenray)
|
Recht gezaagde en geschaafde houten plank waarmee de metselaar en de stucadoor bij het bepleisteren van muren de overtollige specie afstrijkt. [monogr.; div.]
II-9
|
25186 |
rijp, rijmx |
rijp:
ps. begrip: hijw. stofnaam (hijw. = hijwoord - zelfst. nw. te vervangen door het pers. vnw. "hij").
riep (L245a Castenray),
rouwvorst:
ps. begrip: zijw. stofnaam (zijw. = zijwoord - zelfst. nw. te vervangen door het pers. vnw. "zij").
ròwvaorst (L245a Castenray)
|
rijm, rijp, bevroren dauw of mist
III-4-4
|
33509 |
rijshout, bonenstaak |
bonenstaak:
boeënestaak (L245a Castenray),
erwtenrijs:
erteriēs (L245a Castenray),
rijshout:
riēshaolt (L245a Castenray)
|
bonestaak || erwtenrijshout, bonenstaak || rijshout (stofnaam)
I-7
|
20737 |
rijstevlaai |
rijstevlaai:
riesteflaaj (L245a Castenray)
|
rijstevla
III-2-3
|
33582 |
ringen, randen verwijderen van peulvruchten |
(bonen) ringen:
van de draad ontdoen
boeëne renge (L245a Castenray)
|
ringen v bonen
I-7
|
20792 |
rins |
rins:
die bòtter is rins
rins (L245a Castenray)
|
zuur
III-2-3
|
24409 |
ritnaald, larve van de kniptor |
schietworm:
larve van de kniptor, ook wel emelt
schietwörm (L245a Castenray),
larve van de kniptor, ook wel ritnaald
schietwörm (L245a Castenray)
|
emelt || ritnaald
III-4-2
|
24317 |
riviergrondel |
grondje:
gruundje (L245a Castenray)
|
grondeling (vis)
III-4-2
|