24405 |
rode bosmier |
rode zeikdempel:
rojje zekdempel (L245a Castenray)
|
rode bosmier. Dialectbenamingen voor soorten mieren [N102 (1998)]
III-4-2
|
20655 |
rode kool |
rode kappes:
rojjekáppes (L245a Castenray),
rood moes:
roeëdmoes (L245a Castenray)
|
gekookte rodekool || Rode kool (als plant of gewas)
I-7, III-2-3
|
33487 |
rode renet, sterappel |
binnenrode:
sterappel
binnerojje (L245a Castenray)
|
appel, soort
I-7
|
24562 |
rododendron |
rododendron:
rodódendron (L245a Castenray)
|
[DC 76 (2002)]
I-7
|
24235 |
roek |
roek:
corvus frugilegus
roēk (L245a Castenray)
|
roek
III-4-1
|
34528 |
roep- en lokwoord voor de kip |
tuut, tuut, tuut:
tȳt, tȳt, tȳt (L245a Castenray)
|
Naast de verschillende roepwoorden kan men de kippen ook lokken door een zuigend klappend geluid te maken met de tong tegen de tanden (P 176 (Sint-Truiden)) of door te fluiten (Q 2 (Hasselt)). [N 19, 44a; L 47, 9a; A 6, 2b; A 6, 2a; VC 14, 2n -r-; Vld.; L B2, 259a; monogr.]
I-12
|
34377 |
roep- en lokwoord voor het varken |
kuus, kuus, kuus:
kūs, kūs, kūs (L245a Castenray)
|
In plaats van kuus roepen klakt men ook wel met de tong. [N 19, 11a; VC 14, 2c (r]
I-12
|
19606 |
roerzeef |
passe-vite:
pas(se)fiet (L245a Castenray, ...
L245a Castenray)
|
passevite || persende zeef
III-2-1
|
19441 |
roestplek |
vuur:
vuūr (L245a Castenray)
|
zwarte vlekken die bij vochtig wasgoed door verstikking kunnen optreden
III-2-1
|
20760 |
roggebrood |
brood:
Aoveral wert broeëd gebákke: overal kan men de kost verdienen Bedörve broeëd ien de tes hebbe: Een wind die onhoorbaar gelaten is en die ontzettend stinkt Daor vret eennen hoond nog gén broeëd van: gezegde , wanneer iets heel erg is Mit koomplemente kunde gén brödje koeëpe: alleen plichtplegingen halen niet veel uit
broeëd (L245a Castenray),
zoetbrood:
zuūtbroeëd (L245a Castenray),
zwartbrood:
zwártbroeëd (L245a Castenray)
|
bepaald soort roggebrood met zoetige smaak || roggebrood
III-2-3
|