30677 |
verfkrabber |
krebber:
krɛbǝr (L245a Castenray)
|
Werktuig om oude verflagen droog te verwijderen en afgebrand werk schoon te krabben. Verfkrabbers bestaan uit een haaks op een steel met handvat bevestigd blad, dat, afhankelijk van het werk, diverse vormen kan vertonen. De rand van het blad heeft een geslepen profiel. Zie ook afb. 97. [N 67, 56a; monogr.]
II-9
|
30735 |
verflaag |
verflaag:
vɛ̄rflǭx (L245a Castenray)
|
Zie kaart. Uitgestreken hoeveelheid verf. [N 67, 77a; L 29, 28b; monogr.]
II-9
|
30666 |
verfspuit |
verfspuit:
vɛ̄rfspø̜̄t (L245a Castenray)
|
Toestel waarmee verf als nevel op het te verven oppervlak wordt gespoten. Zie ook afb. 94. Het woordtype 'mondspritsje' werd in Q 121 gebruikt voor een mondspuitje, een glazen potje vanwaaruit de verf met de mond op het te schilderen voorwerp gespoten werd. Het werktuig werd gebruikt om op wanden met behulp van een sjabloon een motief aan te brengen. [N 67, 51; monogr.; div.]
II-9
|
19251 |
vergeetachtig |
vergeetachtig:
vergaetaechteg (L245a Castenray)
|
vergeetachtig
III-1-4
|
19151 |
vergeten |
vergeten:
vergaete (L245a Castenray)
|
vergeten
III-1-4
|
19370 |
verhuizen |
verhuizen:
vərhy(3)̄zə (L245a Castenray)
|
verhuizen
III-2-1
|
20364 |
verkering |
verkering:
verkieëring (L245a Castenray)
|
verkering
III-2-2
|
20367 |
verkering hebben |
aan het handje hebben:
án ’t haendje hebbe (L245a Castenray),
aan zijn:
zuej het nog anzien tusse die twee
ánzien (L245a Castenray),
met mekaar lopen:
mit mekaar loeëpe (L245a Castenray),
vrijen:
vreeje (L245a Castenray)
|
verhouding (verkering) hebben || verkering hebben || vrijen
III-2-2
|
20813 |
vermicelli |
vermicelle (fr.):
fermecél (L245a Castenray)
|
vermicelli
III-2-3
|
20850 |
verpieteren |
verzauwelen:
verzáwwele (L245a Castenray, ...
L245a Castenray)
|
smakeloos worden van eten door te lang te wachten, koken || verpieteren
III-2-3
|