25125 |
waaienx |
waaien:
waeje (L245a Castenray)
|
waaien
III-4-4
|
18860 |
waarderen |
waarderen:
wátdieëre (L245a Castenray)
|
waarderen
III-1-4
|
20440 |
wachthouden bij een dode |
lijkbidden:
het bidden bij een lijk vóór de begrafenis
liekbidde (L245a Castenray)
|
lijkbidden
III-2-2
|
20740 |
wafel |
wafel:
De rug án t vuËr, dn boek tigge de toffel en ien de hând n woffel
woffel (L245a Castenray)
|
wafel
III-2-3
|
19814 |
wafelijzer |
wafelijzer:
woffeliēzer (L245a Castenray)
|
wafelijzer
III-2-1
|
19713 |
wasblok |
wasbok:
wesbòk (L245a Castenray)
|
driepoot waarop de wastobbe stond
III-2-1
|
19658 |
wasgoed |
wasgoed:
wâsgoēd (L245a Castenray)
|
wasgoed
III-2-1
|
19598 |
wasketel |
sopketel:
sopketel (L245a Castenray),
soppot:
soppot (L245a Castenray)
|
grote ronde ketel waarin de was en/of het varkensvoer gekookt werd
III-2-1
|
19669 |
wasknijper |
peg:
Aanvankelijk werd het wasgoed vastgeklemd met een open gesneden takje ca 10 cm lang. In de lengte was dit voor de helft open gekerft en het werkte zodoende klemmend
peg (L245a Castenray),
pinnetje:
pinneke (L245a Castenray),
waspinnetje:
wâspinneke (L245a Castenray)
|
wasknijper || zeer oude benaming voor een soort wasknijper
III-2-1
|
19752 |
waskom |
wasblik:
wâsblek (L245a Castenray)
|
waskom
III-2-1
|