20903 |
dorst |
dorst:
As ge daorst het, mòtte dreenke: men moet handelen naar de omstandigheden Wie aergen daorst hit, drömt dat hij/zij dreenkt: Wat men vurig wenst, ziet men dikwijls als werkelijheid
daorst (L245a Castenray),
mussendorst:
Enne mussendaorst hebbe: Gezegde, wanneer een kind met kleine teugjes drinkt, om het naar bed gaan te kunnen uitstellen
mussendaorst (L245a Castenray)
|
dorst || kleine dorst
III-2-3
|
33112 |
dorsvlegel |
vlegel:
vle̜gǝl (L245a Castenray)
|
De benaming voor het gereedschap als geheel. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf. In de varianten van het type (dors)vlegel en (dors)vleger vindt men volksetymologische aanleuning bij vleugel; dit gerond vocalisme, dat telkens achter in de reeks varianten is opgenomen, is ook op de kaart aangegeven. Zie afbeelding 10. [N 14, 2; JG 1a, 1b; A 17, 18; A 34, 14; L 8, 51; S40; monogr.]
I-4
|
24664 |
dovenetel (alg.) |
tamme netel:
lamium
tamen netel (L245a Castenray)
|
dovenetel
III-4-3
|
20659 |
draad |
bonenvaam:
buənəvēͅm (L245a Castenray),
rank:
reng (L245a Castenray),
vaam:
Alle vaeme zien van de boeëne áf
vaem (L245a Castenray)
|
bonendraad || draad van een boon || zijdraad van een bast van een erwt- of bonepeul
III-2-3
|
30900 |
draadnagel |
spijker:
spikǝr (L245a Castenray)
|
Metalen spijker die op machinale wijze is vervaardigd van hard getrokken ijzerdraad of geelkoper. Draadnagels kunnen van een platte of een verloren kop zijn voorzien. Zie ook afb. 146. Draadnagels worden onderscheiden door nummers die in breukvorm op de verpakking zijn aangebracht, bijvoorbeeld 36/9 of 48/6. De teller van de breuk geeft de lengte van de nagel aan, de noemer het volgnummer van de stiftdikte. Zie ook het volgende lemma. [N 54, 12b; monogr.]
II-12
|
32064 |
draadnagelbenamingen naar lengte |
tweeduimer:
twiǝdumǝr (L245a Castenray),
tweeduims nagel:
twiǝdyms nāgǝl (L245a Castenray)
|
In dit lemma zijn een aantal benamingen voor draadnagels met verschillende lengtes bijeen gezet. De woordtypen vierentwintig-twaalf, zesendertig-neun, etc. van de informant uit Mechelen (Q 204a) verwijzen naar de vermelding op de verpakking van draadnagels, die de lengte en de dikte van de stift aangeven. Vgl. voor het woorddeel tol in de woordtypen tweetollige, drijtollige, viertollige en fünftollige nagel uit Kerkrade-Bleijerheide (Q 121c) ook het Hgd. Zoll, ø̄duimø̄. [N 54, 13b; monogr.]
II-12
|
31355 |
draaibank |
draaibank:
drɛ̄jbāŋk (L245a Castenray)
|
Werkbank waarop met verschillende houtdraaibeitels naven en spaken gedraaid en gevormd worden. Er waren verschillende soorten draaibanken. Een ervan was de (primitieve) houten draaibank die door middel van een door de draaier met de voet op en neer bewogen treeplank een draaiende en weer terugdraaiende beweging aan het naafblok gaf. In Lommel (K 278) kende men vroeger een draaibank die werd aangedreven door een groot vliegwiel aan de wand; dit werd door een of twee personen aan het draaien gehouden zodat de draaier zich helemaal kon richten op het werken met de beitels en gutsen (Theuwissen, pag 291/293). Vgl. ook afb. 181. De draaibank uit Echt (L 381) werd aanvankelijk door een hond in beweging gebracht; ze was helemaal uit hout vervaardigd. In modernere wagenmakerijen werden draaibanken gebruikt die door een electromotor worden aangedreven. Dergelijke draaibanken bestaan uit twee horizontaal geplaatste, metalen balken, waarop twee koppen, een vaste en een verschuifbare, zijn gemonteerd. De vaste kop vormt de behuizing voor de motor of voor het overbrengingsgedeelte met poelie en aandrijfsnaar. De tweede kop kan op het bed worden verschoven en wordt vastgezet met een verstelknop. In beide koppen is een center aangebracht, waarmee het werkstuk in de draaibank kan worden vastgezet. Tussen beide koppen bevindt zich de leunspaan, een verstelbare metalen steun, waarop de draaibeitel tijdens het draaien wordt gesteund. In modernere wagenmakerijen stonden soms ook speciale houtbewerkingsmachines waarop alle werkzaamheden konden worden uitgevoerd die nodig waren voor het maken van een houten wagenwiel. Op deze machines konden niet alleen naven worden gedraaid, maar ook de spakengaten worden gefreesd en de gaten voor de asbus in de naaf worden geboord. Tevens konden met deze machine spaken bewerkt worden. [N G, 7a; N 47, 1; N 53, 228a; monogr.]
II-12
|
24311 |
dracht, drachtig zijn |
telling:
telling (L245a Castenray)
|
dracht ve moederdier
III-4-2
|
20233 |
drager van een doodskist |
drager:
draeger (L245a Castenray)
|
drager bij een begrafenis
III-2-2
|
20500 |
drank |
drank:
draank (L245a Castenray),
drinkens:
dreenkes (L245a Castenray),
Wij hebbe dreenkes zat: Wij hebben drank genoeg
dreenkes (L245a Castenray),
zatsel:
De zatláp haaj wer n zatsel òp Dn thuusprüver göt zien aege wér n zatsel hale
zatsel (L245a Castenray)
|
drank || drankwaar || hoeveelheid sterke drank, nodig om dronken te kunnen worden
III-2-3
|