34548 |
gans |
gans:
gāns (L245a Castenray)
|
[A 2, 42; A 6, 5a; A 6, 5b; A 6, 5c; S 9; L 1a-m; L 1, 58; JG 1a, 1b, 1c, 1d; Vld.; monogr.]
I-12
|
19748 |
gasfornuis |
gasfornuis:
gasfernuus (L245a Castenray)
|
gasfornuis
III-2-1
|
20742 |
gebakje |
taartje:
taartje (L245a Castenray)
|
gebakje
III-2-3
|
20683 |
gebakken aardappelen |
panaardappelen:
panaerpel (L245a Castenray)
|
aardappelen in de pan gebakken
III-2-3
|
20907 |
gebakken appelschijven |
koekappel:
koēkáppel (L245a Castenray)
|
grote appel, die in schijven gesneden, in een pannekoek gebakken wordt
III-2-3
|
30037 |
gebluste kalk |
leskalk:
lø̜skalǝk (L245a Castenray)
|
Ongebluste kalk die met water is aangelengd. Zie ook het lemma 'Kalk blussen'. Gebluste kalk wordt gebruikt bij de bereiding van mortel. Woordtypen als 'stubkalk', 'poederkalk', 'poeder' en 'zakjeskalk' verwijzen naar schelpkalk die direct na het branden droog geblust wordt en in poedervorm op de bouwplaats wordt aangeleverd. [N 30, 30a; N 30, 30b; N 30, 30c; N 30, 32f; monogr.]
II-9
|
19725 |
gebouw |
bouw:
bou̯ (L245a Castenray),
gebouw:
gebow (L245a Castenray),
tempel:
tempel (L245a Castenray, ...
L245a Castenray),
De direkteur wónt ien ennen tempel
tempel (L245a Castenray)
|
gebouw || groot gebouw || grote ruimte || grote woning
III-2-1
|
20161 |
gebroeders; niet gebruiken |
gebroers:
ge = betekenis van samen
gebruurs (L245a Castenray)
|
gezamenlijke broers
III-2-2
|
24150 |
geelgors |
gele schrijver:
emberiza citrinella
gaele schriēver (L245a Castenray)
|
geelgors
III-4-1
|
20796 |
geeuwhonger |
geeuwhonger:
giəhoŋər (L245a Castenray)
|
geeuwhonger
III-2-3
|