20429 |
huwelijk |
echt:
aecht (L245a Castenray),
trouwerij:
trowwereej (L245a Castenray)
|
huwelijksverbintenis || trouwerij
III-2-2
|
20377 |
huwelijksgeschenk |
bruidstoebaat:
bruudstoebaat (L245a Castenray)
|
huwelijksgift
III-2-2
|
20234 |
huwelijksuitzet |
inbreng:
ienbreng (L245a Castenray)
|
bruidsschat, inbreng in huwelijk
III-2-2
|
19295 |
iemand luidruchtig berispen |
kijven:
kiēve (L245a Castenray)
|
kijven, met hoge stem verwijten maken
III-1-4
|
31623 |
ijsnagels |
ijsnagelen:
īsnē̜gǝl (L245a Castenray
[(enk -nāgǝl)]
)
|
Hoefnagels in verschillende lengtes, voorzien van beitel- of wigvormige kop, waarmee bij gladheid het hoefijzer wordt vastgezet. Zie ook afb. 234. De ijsnagel is slechts geschikt voor kortstondig gebruik. Bij langere periodes van gladheid wordt het hoefijzer voorzien van al dan niet uitneembare kalkoenen. Zie ook de toelichting bij dat lemma. Zie voor het woordtype ɛijsnagelɛ ook Limburgs Idioticon s.v. ijsnagel: "Bijzonder slach van nagels waar men de peerden meê scherp zet in den winter. Geh. Beringen."' [N 33, 367b; N 33, 371; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2b; monogr.]
II-11
|
25154 |
ijspegel |
ijspeem:
(verkleinwoord: iespeemke; meervoud: iespeme).
iespeem (L245a Castenray),
ijspin:
(verkleinwoord: iespinneke; meervoud: iespinne). (dit is een variant van iespeem).
iespin (L245a Castenray)
|
ijskegel, ijspegel
III-4-4
|
24174 |
ijsvogel |
ijsvogeltje:
iesvuggelke (L245a Castenray),
koningsvissertje:
kunningsvisserke (L245a Castenray)
|
ijsvogel || ijsvogeltje
III-4-1
|
25134 |
ijzel, bevroren neerslag |
ijsregen:
Note: begrip ijsregen: hijw. stofnaam (hijw. = hijwoord - zelfst. nw. te vervangen door het pers. vnw. "hij").
iesraegen (L245a Castenray),
ijzel:
Note: begrip: hijw. stofnaam (hijw. = hijwoord - zelfst. nw. te vervangen door het pers. vnw. "hij").
iēzel (L245a Castenray)
|
ijsregen || ijzel
III-4-4
|
25157 |
ijzelen |
ijzelen:
iēzele (L245a Castenray)
|
ijzelen, bevriezen van neerslag
III-4-4
|
25158 |
ijzig |
ijzig:
iēzeg (L245a Castenray)
|
ijzig
III-4-4
|