19578 |
kandelaar |
kaarsenstander:
kersestender (L245a Castenray, ...
L245a Castenray),
kandelaar:
kândeler (L245a Castenray, ...
L245a Castenray,
L245a Castenray)
|
Hoe noemt u een kandelaar? (kandelaber) [N 104 (2000)] || kaarsenstandaard || kandelaar
III-2-1
|
20625 |
kandijsuiker |
borstklont:
baorskloont (L245a Castenray),
borstsuiker:
baorssoeker (L245a Castenray),
kandijsuiker:
kândeej (L245a Castenray),
kândeejsoeker (L245a Castenray)
|
bruin/zwarte kandijklontjes || kandij || kandijsuiker || witte en bruine kandijsuiker
III-2-3
|
20836 |
kaneel |
kaneel:
t laeve is n pi‰p kenieël, ieder lekt r an en kriegt zien dieël (pseudodefinitie van het leven)
kenieël (L245a Castenray)
|
kaneel
III-2-3
|
19483 |
kapstok |
kapstok:
\'n Neus is genne kápstok: men moet niet alles vertellen Wat án de kápstok hánge: iets uitstellen
kápstok (L245a Castenray)
|
kapstok
III-2-1
|
18944 |
karakter (aard) |
aard:
aard (L245a Castenray),
wezen:
waeze (L245a Castenray)
|
aard, wezen || aard. karakter
III-1-4
|
24178 |
karekiet |
rietlijster:
acrocephalus arundinaeceus
riētliester (L245a Castenray)
|
karekiet, grote —
III-4-1
|
20653 |
karnemelk |
botermelk:
botǝrmɛlk (L245a Castenray)
|
De voeistof die van de room overblijft als de boter gemaakt is. Op de kaart is het woordtype botermelk niet opgenomen. [L 1u, 103; L 27, 30; JG 1a, 1b; R 3, 49 en 71; S 17; S 23 add.; A 7, 16; RND 100; Gwn 10, 3; Vld.; monogr.]
I-11
|
20672 |
karnemelksepap |
botermelksepap:
bòttermelksepáp (L245a Castenray)
|
karnemelksepap
III-2-3
|
34249 |
karnen |
karnen:
kęnǝ (L245a Castenray)
|
Het op en neer bewegen van de vetdeeltjes in de melk of room, zodat deze zich aan elkaar hechten en op die manier boter vormen. Boter maken. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [S 17; L 1a-m; L 1u, 114; L 6, 7; L 22, 8; L 27, 68; A 7, 23; A 28, 7; Ge 22, 8; Vld.; monogr.; add. uit N 12; A 16; S]
I-11
|
34254 |
karnmolen |
karnrad:
kęnrat (L245a Castenray)
|
De molen waarmee men karnt. De karnmolen staat rechtop en de verticale as draait met horizontale bewegingen. Een variant hierop is een liggende ton met een horizontale as met verticale ronddraaiende bewegingen. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [N 12, 53 en 55; L 1a-m; JG 1a, 1b, 1d; monogr.]
I-11
|