e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Castenray

Overzicht

Gevonden: 1539
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
palmboompje palmboompje: palmbömke (Castenray), palmstruik: palmstroek (Castenray) palmboompje, buxusstruikje III-4-3
paneel paneel: pǝniǝl (Castenray) Het min of meer rechthoekige, houten vlak dat door de stijlen en regels wordt omlijst. Zie ook afb. 170 en het lemma ɛpaneelɛ in wld II.9, pag. 121.' [N 56, 130a; monogr.] II-12
paneermeel paneermeel: penieërmael (Castenray) paneermeel III-2-3
panharing braadharing: braojherring (Castenray), panharing: groene haring om in de pan te bakken  panherring (Castenray) panharing III-2-3
panlat panlat: panlat (Castenray) Lat met een formaat van ongeveer 2 x 3.5 cm (1 x 1.5 duim) die vooral bij dakbedekkingen wordt gebruikt om er de dakpannen op te leggen. Zie ook het lemma ɛpanlattenɛ in wld II.9, pag. 107.' [N 50, 73b; monogr.] II-12
pannen poppen poppen: popǝ (Castenray) De voegen tussen dakpannen met behulp van stropoppen afdichten. Het woordtype 'poppen' werd in L 210 en omgeving ook gebruikt voor ø̄het fabriceren van bosjes stro voor het dekken van oude dakenø̄. [monogr.; N 32, 44d] II-9
pannenborstel pannenborstel: pannenbaors(t)el (Castenray) ronde borstel om pannen te schuren III-2-1
pannenkoek koek: Wie baas is, bákt ko‰k, már t hoeft genne goeje te zien: Wat iemand van gezag doet, hoeft nog niet goed te zijn Wie goeje ko‰k bekt, dörft n ejke te braeke: wie goed werk wil leveren, moet ook wel eens risico nemen  koēk (Castenray), pannenkoek: pannekoēk (Castenray) pannekoek III-2-3
pannenkoekenbeslag koekendeeg: koēkedieëg (Castenray) pannekoekbeslag III-2-3
pannenlap pannenlap: panneláp (Castenray), ties: ties (Castenray), tieslap: tieslap (Castenray) pannelap || pannenlap III-2-1