id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
19088 | plicht | flicht: flich (Chèvremont) | plicht III-1-4 |
30148 | plint | voetlijst: voslīs (Chevremont) | Houten lat met een formaat van ongeveer 1.5 x 12 cm (0.75 x 5 duim) die vooral als afwerkingslat aan de voet van muren wordt aangebracht. [N 50, 73h; monogr.] II-12 |
27741 | plooidal | zak: zak (Chevremont [(Julia)] [Eisden]) | Plooiing van de koollaag waarbij de samenhang niet is verbroken; in dit geval loopt de plooiing naar beneden. Zie ook het lemma Plooirug. [N 95, 842; monogr.] II-5 |
27740 | plooirug | zaal: z˙āl (Chevremont [(Julia)] [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]) | Doordat de koollagen hun oorspronkelijke horizontale ligging hebben verloren, krijgen ze een bepaalde helling. Plooiingen van de laag waarbij de samenhang niet is verbroken, worden zadel en kom genoemd (MBK I pag. 20). Verloopt de plooiing naar boven, dan spreekt men van een zadel of plooirug. [N 95, 841; monogr.] II-5 |
19609 | po, nachtspiegel | kamerpot: kamərpoͅt (Chèvremont), nachtgeschier: nātjəšīr (Chèvremont) | nachtspiegel III-2-1 |
18544 | pofbroek | pompboks: pompboks (Chèvremont), smokkelboks: sjmokkelboks (Chèvremont) | plusfour, een soort pofbroek [N 23 (1964)] III-1-3 |
21078 | poffen | poffen: pufǝ (Chevremont [(Julia)] [Willem-Sophia]) | Gezegd van de vloer van een mijngang die door de druk omhoog komt. De invuller uit Q 15 merkt hierover voor de mijn Maurits op dat het "zwellen" vooral voorkwam, wanneer het vloergesteente van de gang zachter was dan het dakgesteente. [N 95, 388; N 95, 932; N 95, 387; monogr.; Vwo 456; Vwo 612; Vwo 721; Vwo 860] II-5 |
19418 | poken | oprakelen: opriəkələ (Chèvremont), opstokelen: opštøxələ (Chèvremont), rakelen: røͅakələ (Chèvremont), stokelen: štøxələ (Chèvremont) | oppoken, opstoken || oprakelen, opporren || poken || poken, rakelen III-2-1 |
19482 | pollepel | potlepel: poͅtlɛfəl (Chèvremont) | pollepel III-2-1 |
18292 | polsmof | mof: moffe (Chèvremont), moffel: pak moefel (Chèvremont) | polsmof, kort gebreid kledingstuk ter verwarming van pols en hand [sjtoek, polsmof, handmufke, armmufke, molleke, moefke] [N 23 (1964)] III-1-3 |