19493 |
roken |
pijpen:
Deë pieft ziech ¯t hats aaf
pie’fe (Q121a Chèvremont),
zwademen:
šwāmə (Q121a Chèvremont),
Jemuutlieg e tsiejeersje swa¯me
sjwa’me (Q121a Chèvremont)
|
roken || roken, dampen
III-2-1, III-2-3
|
19800 |
rolgordijn |
rollo (d.):
roͅlo (Q121a Chèvremont)
|
rolgordijn
III-2-1
|
31385 |
ronde vijl, rattenstaart |
rattenstaart:
ratǝštats (Q121a Chevremont
[(meervoud: ratǝštɛts)]
)
|
Kleine, ronde, spits toelopende vijl die wordt gebruikt voor het afwerken en bijwerken van gaten en sterk gekromde uithollingen. Zie ook afb. 59 en het lemma ɛronde vijl, rattenstaartɛ in wld II.11, pag. 73.' [N 53, 145; monogr.]
II-12
|
27918 |
rondhout van een platte kant voorzien |
platten:
platǝ (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Maurits])
|
Een rondhout geheel of gedeeltelijk van een platte zijde voorzien. Volgens de invuller uit Q 33 werd dit werk op de mijn Emma vooraf in de zagerij gedaan. [N 95, 308; monogr.]
II-5
|
27525 |
rondleiding |
bezoek:
bǝzøk (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Domaniale])
|
Rondleiding van met name hoogwaardigheidsbekleders door het boven- en ondergrondse gedeelte van de mijn. [N 95, 997; monogr.]
II-5
|
24237 |
roodborstje |
roderborstje:
roeë’derbus-je (Q121a Chèvremont)
|
roodborstje
III-4-1
|
28081 |
roofbeitel |
roofbeitel:
rōfbēsǝl (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Willem-Sophia])
|
Beitel die op de luchthamer kan worden bevestigd en waarmee houten ondersteuningen in het ontkoolde pand worden doorgestoken. Bij het roven worden beitels van verschillende lengtes gebruikt waardoor de mijnwerker vanaf een veilige plaats kan werken. De invuller uit Q 15 merkt bij de opgave "snoeibeitel" op dat de roofploeg over dit speciale stuk gereedschap kon beschikken. De "snoeibeitel" was anderhalf tot twee meter lang en had een plat snijvlak van ongeveer vijf centimeter breed. De zegsman uit Q 21 kent twee soorten beitels: de ijzerbeitel, die een lengte van 50 centimeter heeft, en de houtbeitel die maximaal 1 meter lang is. De "rossignolbeitel" uit L 422 is een speciale beitel waarmee bouten gebroken of platen gesneden konden worden. [N 95, 588; N 95, 760 add.; N 95A, 7 add.; monogr.]
II-5
|
27608 |
roofdienst |
roofschicht:
rōfšix (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Willem-Sophia])
|
In Nederland de dienst, in Belgiē de post die de ondersteuningen uit het ontgonnen pand verwijdert. Op de Domaniale mijn gebeurde het roven tijdens de nachtdienst omdat er dan weinig mensen in de mijn aanwezig waren en er in de pijler geen kolen gewonnen werden (Lochtman pag. 84). [N 95, 570; monogr.; Vwo 270; Vwo 330; Vwo 668]
II-5
|
28082 |
roofhaak |
roofhaak:
rōfhoǝk (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Domaniale])
|
Haak met lange steel die wordt gebruikt voor het terugwinnen van materiaal uit het ontkoolde pand. [N 95, 589]
II-5
|
27928 |
roofsleutel |
roofsleutel:
rōfšløsǝl (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Maurits])
|
Sleutel waarmee men bij een hydraulische stijl de vloeistof kan laten wegstromen. Daardoor schuift de stijl in en kan hij uit het roofpand worden weggenomen. [N 95, 760 add.]
II-5
|