e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121a plaats=Ch?vremont

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
smidse hoefsmeed: hofšmet (Chevremont  [(mv -šmęj)]  ), smeed: šmet (Chevremont  [(mv šmęj)]  ) In het algemeen de werkplaats van een smid en meer in het bijzonder de plaats waar de smidsvuurhaard is ondergebracht. Zie ook afb. 1. [N 33, 5; S 33; JG 1a; JG 1b; monogr.] II-11
smidskolen smeedkolen: šmęjkǫalǝ (Chevremont) De kolen die door de smid voor het stoken van de smidsvuurhaard worden gebruikt. Het lemma bevat benamingen voor verschillende soorten steenkool. Onder vetkool verstaat men steenkool met twintig tot dertig procent vluchtige bestanddelen. Cokes ontstaan wanneer steenkolen in een cokesoven van hun vluchtige bestanddelen worden ontdaan. Zij worden onder meer bij het smelten van ijzererts gebruikt. De term nootjes is van toepassing op steenkool waarvan de afmeting varieert van 6 tot 120 mm doorsnede. Zie ook de lemmata "nootjeskool", antraciet", "industriekool" en "cokes" in Wld II.5, pag. 215 - 217. [N 33, 29a-b; N 64, 25a add.; monogr.] II-11
smokkelkruis smokkelkruis: sjmoekkelkrüts (Chèvremont) Een veldkruis in de buurt van een grensovergang [smokkelkruis?]. [N 96A (1989)] III-3-3
smullen moffelen: móf’fele (Chèvremont) smullen III-2-3
snavel snavel: sjna’bel (Chèvremont) snavel III-4-1
snee brood snede: Verklw. sjnidsje Iech han honger, iech eus ing drüeg sjnei broeëd  sjnei (Chèvremont) snede brood III-2-3
sneeuwbal sneeuwklots: sjnei⁄klots (Chèvremont) sneeuwbal III-4-4
sneeuwen sniefelen: fijn sneeuwen  sjnief⁄fele (Chèvremont) fijn sneeuwen III-4-4
sneeuwklokje sneeuwklokje: sjnei’klöks-je (Chèvremont) sneeuwklokje III-4-3
sneeuwx sneeuw: sjnei (Chèvremont) sneeuw III-4-4