e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121a plaats=Ch?vremont

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stofmasker stubmasker: štøpmaskǝr (Chevremont  [(Julia)]   [Willem-Sophia]) Masker dat tegen stof beschermt. Als men de stofmaskers op de voorgeschreven wijze gebruikte, boden ze afdoende bescherming. Er werd naar gestreefd maskers aan te schaffen die de hoogst mogelijke bescherming boden en daarbij de gebruikers toch zo weinig mogelijk last bezorgden (MBK IV pag. 48). Volgens Lochtman (pag. 43) zijn stofmaskers geschikt voor het personeel van mechanische pijlers, maar voor lichamelijk hardwerkende mensen zijn ze dat niet. [N 95, 774] II-5
stofontploffing kolenstufexplosie: koǝlǝštøfɛkspl˙ōsi (Chevremont  [(Julia)]   [Domaniale]) Explosie van een mengsel van kolenstof en lucht. De invuller uit Q 15 merkt op dat een kolenstofexplosie niet spontaan gebeurde, maar werd veroorzaakt of veroorzaakt kon worden door een voorafgaande ontploffing, hetzij een mijngasontploffing, hetzij een niet goed uitgevoerde ontploffing van springstof of dynamiet. [N 95, 233] II-5
stokschoten afdekkeren: āfdɛkǝrǝ (Chevremont  [(Julia)]   [Domaniale]), stokschoten: štǫkšø̜s (Chevremont  [(Julia)]   [Domaniale]) De schoten die in de stok, het gesteente onder de koollaag, worden aangebracht. Zij bestaan uit de het dichtst bij de vloer gelegen "vloerschoten" en de daarboven gelegen "afdekkers" (MBK II pag. 81). Het woordtype "afdekker" en de daarbij behorende dialectvarianten (Q 112a, Q 113, Q 117a, Q 121c) zijn meervoud. Zie ook het lemma Achterblijvers, Achtergebleven Schoten. [N 95, 435; N 95, 433; monogr.] II-5
stokvis stokvis: sjtok’visj (Chèvremont) stokvis III-2-3
stolp kaasklok: kiəskloͅk (Chèvremont) kaasstolp III-2-1
stomdronken granatenvol: deë koam werm ins jrana¯tevol noa heem  jrana’tevol (Chèvremont) stom dronken III-2-3
stoofvlees, zuurvlees zuurvlees: zoer’vleesj (Chèvremont) zuurvlees III-2-3
stootbord stoot van de trap: štuǝs ˲van dǝ trap (Chevremont) Loodrechte plank tussen de aantreden van een trap. De stootborden worden tegen de achterzijde van een trede en met hun bovenkant onder tegen de daarop in hoogte volgende trede bevestigd. Ook worden ze wel met een sponning in de onderzijden van de treden gewerkt. De dikte van de stootborden bedraagt gewoonlijk 16 √† 22 mm. Zie ook afb. 68. [N 55, 104b; monogr.] II-9
stop, zekering zekering: zexəroŋ (Chèvremont) stop, zekering III-2-1
stopcontact steckdose (d.): štɛk˂dūəs (Chèvremont), steekdoos: štɛ̄x˂dūəs (Chèvremont) stopcontact III-2-1