28191 |
de luchtkokertoer verlengen |
(de) lutten aanbouwen:
ǫtǝ ābǫwǝ (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Willem-Sophia])
|
De luchtkokerleiding verlengen met een of meer luchtkokers, bijvoorbeeld bij de aanleg van een nieuwe steengang of galerij. [N 95, 861]
II-5
|
23260 |
de middag luiden |
de middagsklok luiden:
de middaags-klok (Q121a Chèvremont)
|
Het angelus luiden rond het middaguur [het luidt......?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23261 |
de morgen luiden |
de morgensklok luiden:
de mörjensklok (Q121a Chèvremont)
|
Het angelus luiden in de ochtend [de morgenklok?] [het luidt......?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
27795 |
de richting controleren |
richtung controleren:
rextuŋ kǫntroliǝrǝ (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Willem-Sophia])
|
De richting controleren van een mijngang. Een richting bestaat uit twee of drie richtingspunten en een controlepunt. De richtingen hebben tot doel een rechte stand van de te maken gang in een vooraf bepaalde richting te verkrijgen (MBK II pag. 40-41). Alvorens de richting naar het front wordt doorgetrokken moet eerst de richting worden gecontroleerd. Het al of niet kloppen van de richting moet altijd worden vastgesteld op het controlepunt. [N 95, 846]
II-5
|
27889 |
de steenhoop laden |
afslag vortruimen:
apšlāx vutrymǝ (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Maurits]),
vortladen:
vutlānǝ (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
De losgeschoten stenen al dan niet mechanisch laden. [N 95, 453; monogr.]
II-5
|
27888 |
de stok schieten |
(de) stok opschieten:
dǝr štǫk opšesǝ (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik])
|
Bij de aanleg van een galerij het gesteente met behulp van springstof verwijderen om op deze wijze voldoende galerijhoogte te verkrijgen. Deze handeling vindt plaats nadat de koollaag ter breedte van de galerij en over voldoende diepte is weggenomen (zie ook het lemma De Stok Vrijmaken). [N 95, 430; N 95, 435]
II-5
|
27825 |
de stok vrijmaken |
(de) stok vrijmaken:
dǝr štǫk vręjmāxǝ (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Domaniale])
|
De steenkool ter breedte van de galerij en over voldoende diepte wegnemen. De invuller uit Q 33 merkt daarover op dat men deze term op de mijn Emma tot ongeveer 1958 gebruikte. [N 95, 392; monogr.]
II-5
|
19859 |
de tafel dekken |
de dis dekken:
dər døš dɛkə (Q121a Chèvremont)
|
de tafel dekken
III-2-1
|
28121 |
de tap maken |
(de) tap aanzetten:
dǝr tap āzɛtsǝ (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Domaniale])
|
De tap aanbrengen in het op te vullen pand. De invuller uit Q 15 schrijft daarover dat men op de mijn Maurits in de voet van de pijler de bekleding, in dit geval steenknuppels, aanbracht. Daarover spande men keergaas of soms jute doek, terwijl men later enkele lagen draad met papier aanbracht. Vervolgens werd met de hand ongeveer één meter van het pand met stenen en morskolen opgevuld, waarna het blazend opvullen kon beginnen. In pijlers met een houten ondersteuning werd het doek met het opvullen mee op de stijlen gespijkerd. Bij pijlers met ijzeren tappen moest het ijzer geroofd worden, maar daar plaatste men om de twee a drie meter een houten stijl om het doek te bevestigen. Wanneer men tot boven in de pijler was gekomen, was de pijler opgevuld. De laatste meter werd meestal weer met de hand opgevuld. Daarna schepte men de morssteen weg en bekleedde men de wanden met steenknuppels. [N 95, 566; N 95, 563]
II-5
|
19640 |
de was blauwen |
blauwen:
bløͅi̯ə (Q121a Chèvremont)
|
blauwselwater opspoelen
III-2-1
|