17856 |
draaien |
draaien:
drīənə (Q121a Chèvremont)
|
draaien [DC 02 (1932)]
III-1-2
|
28339 |
draaiplaats |
draaiplaat:
driǝnplāt (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Domaniale])
|
Een ijzeren plaat, al dan niet vastliggend, waar de mijnwagens op worden gedraaid. [N 95, 695; monogr.; Vwo 766]
II-5
|
17806 |
dragen |
dragen:
drá:gə (Q121a Chèvremont)
|
dragen [DC 02 (1932)]
III-1-2
|
20500 |
drank |
drank:
Verklw. drenks-je
drank (Q121a Chèvremont),
gedrinks:
Drink draa, dats doe ¯t jedrenks kaod sjtels
jedrenks (Q121a Chèvremont)
|
drank
III-2-3
|
18877 |
drenzen |
granden:
zeuren
jran’ke (Q121a Chèvremont),
knaatsen:
knaat’sje (Q121a Chèvremont)
|
drenzen || jengelen, zeuren
III-1-4
|
19387 |
dressoir |
vertiko:
fɛrtiko (Q121a Chèvremont)
|
salonkast met vitrine
III-2-1
|
24498 |
driekleurig viooltje |
chris-oogje:
driekleurig
kris’eugs-je (Q121a Chèvremont)
|
viooltje
III-4-3
|
18866 |
driftig |
hitsig:
hit’sieg (Q121a Chèvremont)
|
warmbloedig, opvliegend
III-1-4
|
29267 |
drijfriem |
drijfriem:
drīfrēm (Q121a Chevremont)
|
Riem of snaar, vaak met trapeziumvormige doorsnede, die over schijven loopt en dient om de beweging van het ene machinedeel over te brengen op het andere. Vgl. voor het woordtype kijlriem (Q 99*, 121b) ook het Duitse keilriemen. [N 33, 259; monogr.]
II-11
|
27354 |
drijven |
drijven:
drīvǝ (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Willem-Sophia])
|
Een mijngang of galerij langer maken. [N 95, 383; monogr.; Vwo 291]
II-5
|