e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121a plaats=Ch?vremont

Overzicht

Gevonden: 2160
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gieten, hard regenen gutsen: joe⁄sje (Chèvremont), plensen: plan⁄sje (Chèvremont) gutsen, hard regenen || plenzen III-4-4
gieter gietkan: jeskan (Chèvremont), pruits: prø&#x0304tš (Chèvremont), spruits: šprø&#x0304ts (Chèvremont) gieter III-2-1
gietijzer gootijzer: jos˱īzǝr (Chevremont) Ruw ijzer, ijzer zoals het uit de hoogovens komt. De term wordt ook gebruikt voor ijzer dat door omsmelting van gietijzer verkregen is. [monogr.] II-11
glazenkast glazerkast: jlāzərkas (Chèvremont), glazerschap: jlāzəršāf (Chèvremont) glazenkast III-2-1
glazig glazig: Die eërpel zint jla¯zieg  jla’zieg (Chèvremont) glazig III-2-3
glimlachen gremelen: jrieë’mele (Chèvremont) glimlachen III-1-4
glimworm johanneswormpje: johan’neswurmsje (Ch?vremont), vuurwormpje: vuur’wurmsje (Ch?vremont) glimworm III-4-2
gloeilamp bol: boͅl (Chèvremont), peer: bīr (Chèvremont) gloeilamp III-2-1
gluiperd duckmuser (du.): doekmuzer (Chèvremont), lusch: Rh Wb V 639: Lusch: Lump, Vagabund, schuftiger, gemeiner, minderwertiger Kerl, Taugenichts  loesj (Chèvremont) achterbaks iemand || stiekemerd III-1-4
godslamp godslamp: jodslamp (Chèvremont) De godslamp, de altijd brandende olielamp vóór het tabernakel van het hoofdaltaar of sacramentsaltaar [gods-, gôds-, gaods-, godeslamp]. [N 96A (1989)] III-3-3