e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121a plaats=Ch?vremont

Overzicht

Gevonden: 2160
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kleerhanger klederhaak: kleͅi̯ərhoͅak (Chèvremont) kleerhanger III-2-1
kleerkast klederschap: kleͅi̯əršāf (Chèvremont) kleerkast III-2-1
kleigrond klei: klai (Chèvremont) klei III-4-4
klep (van pet) flemp: vgl. Kerkrade Wb. (p. 90): flemp, klep van een pet (+ afb. p. 90).  flemp (Chèvremont) klep van een pet [luif, luifel] [N 25 (1964)] III-1-3
klepbroek klepboks: klepboks (Chèvremont) broek met een sluitklep aan de voorkant [klepboks] [N 23 (1964)] III-1-3
klerenbundel pungel: (mv)  pøŋǝlǝ (Chevremont  [(Julia)]   [Domaniale]) De bundel kleren van een mijnwerker die via een katrolsysteem tegen het plafond wordt opgehangen. [N 95, 58] II-5
kletsoor smikkekoordje: šmekǝkø̜atšǝ (Chevremont) Dun eindje touw of leer aan het uiteinde van het snoer van de zweep dat bij het slaan een knallend geluid maakt. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 95c; L B2, 245; L 8, 142; R 14] I-10
klimop immergroen: um’merjreun (Chèvremont) klimop III-4-3
klinknagel klinknagel: kleŋknāl (Chevremont) Rond metalen staafje waaraan een kop is geperst. Zie ook afb. 177. Klinknagels worden volgens de koperslager uit L 266 onder meer gebruikt om hengsels te bevestigen. Koperen klinknagels werden vroeger volgens de zegsman uit L 210 gedraaid uit koperen plaat en vervolgens door het klinknagelijzer (kleŋkngǝlīzǝr) geslagen waardoor er een kop op kwam. Zie ook het lemma "nagelijzer". [N 66, 48a-b; N 100, 18; monogr.] II-11
klit klit: klet (Chèvremont) klis, klit III-4-3