e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ch?vremont

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
plicht flicht: flich (Chèvremont) plicht III-1-4
plint voetlijst: voslīs (Chevremont) Houten lat met een formaat van ongeveer 1.5 x 12 cm (0.75 x 5 duim) die vooral als afwerkingslat aan de voet van muren wordt aangebracht. [N 50, 73h; monogr.] II-12
plooidal zak: zak (Chevremont  [(Julia)]   [Eisden]) Plooiing van de koollaag waarbij de samenhang niet is verbroken; in dit geval loopt de plooiing naar beneden. Zie ook het lemma Plooirug. [N 95, 842; monogr.] II-5
plooirug zaal: z˙āl (Chevremont  [(Julia)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]) Doordat de koollagen hun oorspronkelijke horizontale ligging hebben verloren, krijgen ze een bepaalde helling. Plooiingen van de laag waarbij de samenhang niet is verbroken, worden zadel en kom genoemd (MBK I pag. 20). Verloopt de plooiing naar boven, dan spreekt men van een zadel of plooirug. [N 95, 841; monogr.] II-5
po, nachtspiegel kamerpot: kamərpoͅt (Chèvremont), nachtgeschier: nātjəšīr (Chèvremont) nachtspiegel III-2-1
pofbroek pompboks: pompboks (Chèvremont), smokkelboks: sjmokkelboks (Chèvremont) plusfour, een soort pofbroek [N 23 (1964)] III-1-3
poffen poffen: pufǝ (Chevremont  [(Julia)]   [Willem-Sophia]) Gezegd van de vloer van een mijngang die door de druk omhoog komt. De invuller uit Q 15 merkt hierover voor de mijn Maurits op dat het "zwellen" vooral voorkwam, wanneer het vloergesteente van de gang zachter was dan het dakgesteente. [N 95, 388; N 95, 932; N 95, 387; monogr.; Vwo 456; Vwo 612; Vwo 721; Vwo 860] II-5
poken oprakelen: opriəkələ (Chèvremont), opstokelen: opštøxələ (Chèvremont), rakelen: røͅakələ (Chèvremont), stokelen: štøxələ (Chèvremont) oppoken, opstoken || oprakelen, opporren || poken || poken, rakelen III-2-1
pollepel potlepel: poͅtlɛfəl (Chèvremont) pollepel III-2-1
polsmof mof: moffe (Chèvremont), moffel: pak  moefel (Chèvremont) polsmof, kort gebreid kledingstuk ter verwarming van pols en hand [sjtoek, polsmof, handmufke, armmufke, molleke, moefke] [N 23 (1964)] III-1-3