e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ch?vremont

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roken pijpen: Deë pieft ziech ¯t hats aaf  pie’fe (Chèvremont), zwademen: šwāmə (Chèvremont), Jemuutlieg e tsiejeersje swa¯me  sjwa’me (Chèvremont) roken || roken, dampen III-2-1, III-2-3
rolgordijn rollo (d.): roͅlo (Chèvremont) rolgordijn III-2-1
ronde vijl, rattenstaart rattenstaart: ratǝštats (Chevremont  [(meervoud: ratǝštɛts)]  ) Kleine, ronde, spits toelopende vijl die wordt gebruikt voor het afwerken en bijwerken van gaten en sterk gekromde uithollingen. Zie ook afb. 59 en het lemma ɛronde vijl, rattenstaartɛ in wld II.11, pag. 73.' [N 53, 145; monogr.] II-12
rondhout van een platte kant voorzien platten: platǝ (Chevremont  [(Julia)]   [Maurits]) Een rondhout geheel of gedeeltelijk van een platte zijde voorzien. Volgens de invuller uit Q 33 werd dit werk op de mijn Emma vooraf in de zagerij gedaan. [N 95, 308; monogr.] II-5
rondleiding bezoek: bǝzøk (Chevremont  [(Julia)]   [Domaniale]) Rondleiding van met name hoogwaardigheidsbekleders door het boven- en ondergrondse gedeelte van de mijn. [N 95, 997; monogr.] II-5
roodborstje roderborstje: roeë’derbus-je (Chèvremont) roodborstje III-4-1
roofbeitel roofbeitel: rōfbēsǝl (Chevremont  [(Julia)]   [Willem-Sophia]) Beitel die op de luchthamer kan worden bevestigd en waarmee houten ondersteuningen in het ontkoolde pand worden doorgestoken. Bij het roven worden beitels van verschillende lengtes gebruikt waardoor de mijnwerker vanaf een veilige plaats kan werken. De invuller uit Q 15 merkt bij de opgave "snoeibeitel" op dat de roofploeg over dit speciale stuk gereedschap kon beschikken. De "snoeibeitel" was anderhalf tot twee meter lang en had een plat snijvlak van ongeveer vijf centimeter breed. De zegsman uit Q 21 kent twee soorten beitels: de ijzerbeitel, die een lengte van 50 centimeter heeft, en de houtbeitel die maximaal 1 meter lang is. De "rossignolbeitel" uit L 422 is een speciale beitel waarmee bouten gebroken of platen gesneden konden worden. [N 95, 588; N 95, 760 add.; N 95A, 7 add.; monogr.] II-5
roofdienst roofschicht: rōfšix (Chevremont  [(Julia)]   [Willem-Sophia]) In Nederland de dienst, in Belgiē de post die de ondersteuningen uit het ontgonnen pand verwijdert. Op de Domaniale mijn gebeurde het roven tijdens de nachtdienst omdat er dan weinig mensen in de mijn aanwezig waren en er in de pijler geen kolen gewonnen werden (Lochtman pag. 84). [N 95, 570; monogr.; Vwo 270; Vwo 330; Vwo 668] II-5
roofhaak roofhaak: rōfhoǝk (Chevremont  [(Julia)]   [Domaniale]) Haak met lange steel die wordt gebruikt voor het terugwinnen van materiaal uit het ontkoolde pand. [N 95, 589] II-5
roofsleutel roofsleutel: rōfšløsǝl (Chevremont  [(Julia)]   [Maurits]) Sleutel waarmee men bij een hydraulische stijl de vloeistof kan laten wegstromen. Daardoor schuift de stijl in en kan hij uit het roofpand worden weggenomen. [N 95, 760 add.] II-5