19269 |
informeren (onverg.) |
zich umhren (< du.):
ziech umhu’re (Q121a Chèvremont)
|
naar iets informeren
III-1-4
|
20643 |
ingemaakt voedsel |
ingemaakts:
¯t i¯jemaachs sjteet in d¯r kelder
i’jemaachs (Q121a Chèvremont)
|
inmaak
III-2-3
|
27236 |
ingenieur |
ingenieur:
enšǝnjø̄r (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Domaniale])
|
De algemene benaming voor ingenieur. De bevoegdheden en verantwoordelijkheden lopen nogal uiteen. [N 95, 139; N 95, add.; monogr.]
II-5
|
25794 |
injecteren |
injecteren:
enjɛktīǝrǝ (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Belangrijkste stofbestrijdingsmethode bij de koolwinning. Een belangrijke vinding op het gebied van de stofbestrijding was het inpersen, injecteren, van water in de koollaag. Hiervoor werden op afstanden van 3 tot 5 meter voldoende diepe gaten in de kool geboord. Daarna werd het injectietoestel in het boorgat geplaatst. Als men water onder druk in het toestel liet stromen, drong het langs alle splijtvlakken en scheurtjes in de steenkool. Het bevochtigde als het ware de gehele koollaag tot een zekere diepte, waardoor koolwinning vrijwel zonder stofontwikkeling kon plaatsvinden (Handb. H. pag. 95). Het injecteren kon echter niet overal toegepast worden. Soms maakte het water het dak en de vloer slecht. In andere gevallen kon men het water niet in de kool persen, omdat er geen splijtvlakken en scheuren waren. [N 95, 781; N 95, 777; monogr.]
II-5
|
19524 |
inmaakpot |
drijschilderbaar:
dreͅi̯šeldərbār (Q121a Chèvremont),
kappesbaar:
kapəs˂bār (Q121a Chèvremont),
kompesbaar:
kompəs˂bār (Q121a Chèvremont),
schilderbaar:
šeldərbār (Q121a Chèvremont)
|
aardewerken pot van 30 liter || hoge, stenen pot met 1, 2 of 3 schildjes erop aangebracht naargelang de inhoud (10, 20 of 30 liter) || stenen baar waarin de zuurkool werd bewaard || zuurkoolvat
III-2-1
|
20906 |
inmaken |
inmaken:
De boeëne, de proemme i¯maache
i’maache (Q121a Chèvremont)
|
inmaken
III-2-3
|
20835 |
inschenken |
inschudden:
Sjud nog ins i, op ee bee kan me nit stoa
i’sjudde (Q121a Chèvremont)
|
inschenken
III-2-3
|
28133 |
instorting |
brok:
brux (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Winterslag, Waterschei])
|
Het plots inzakken van het dak van de mijngang of een instorting in een galerij of steengang. [N 95, 901; N 95, 929; N 95, 843; monogr.; Vwo 172; Vwo 398]
II-5
|
28173 |
intrekkende schacht, instromingsschacht |
intrekkende schacht:
entrɛkǝndǝ [schacht] (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Domaniale])
|
De schacht waarlangs de verse lucht het ondergrondse gedeelte van de mijn wordt binnengevoerd. De opgaven "beur één", "put één" en "schacht één" duiden het nummer aan van de schacht die op de desbetreffende mijn als instromingsschacht wordt gebruikt. Zo vermeldt de invuller uit L 417 dat men op de mijnen in Zwartberg en Waterschei de oneven nummers voor de intrekkende schachten gebruikt, terwijl men de uitstromingsschachten even nummers geeft. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma Luchtstroom. De fonetische documentatie van het woord (schacht) vindt men in het lemma Schacht. [N 95, 205; monogr.]
II-5
|
20827 |
inzouten |
inzouten:
¯t sjpek i¯zaotse
i’zaotse (Q121a Chèvremont),
pekelen:
¯t Vleesj pik¯kele
pik’kele (Q121a Chèvremont),
zouten:
De bótter zaot¯se Inne jezaatse herrek
zaot’se (Q121a Chèvremont)
|
in de pekel zetten || inzouten || zouten
III-2-3
|